Dat doet ze naar aanleiding van een motie die Provinciale Staten op 26 maart 2025 hebben aangenomen. Het doel is om beter zicht te krijgen op de bodemkwaliteit, zodat herstel en beheer van natuur effectiever kunnen worden uitgevoerd
Het onderzoek verloopt in drie stappen:
- Monitoringsplannen opstellen
Voor elk Natura 2000-gebied komt er een monitoringsplan. Daarin staat waar en hoe de bodem onderzocht wordt. De provincie maakt deze plannen samen met partners zoals natuurorganisaties, terreinbeherende organisaties en particuliere eigenaren met lokale gebiedskennis.
- Bemonstering van de bodem
Op basis van de plannen worden bodemmonsters genomen op plekken die een goed beeld geven van het gebied. Dat gebeurt in fasen: in het voorjaar van 2026, 2027 en 2028. In totaal worden naar verwachting 500 tot 800 monsters verzameld. Er wordt onder meer gekeken naar stoffen als ammonium en nitraat, fosfaat, organisch materiaal en metalen.
- Gegevens verzamelen en publiceren
De resultaten van het onderzoek worden vanaf 2026 zichtbaar in de Atlas van Overijssel en het Geoportaal. Zo kunnen inwoners en andere belangstellenden per locatie zien hoe het met de bodem gesteld is en welk type natuur er voorkomt.
Eerste metingen al in najaar 2025
Om alvast ervaring op te doen, worden in het najaar van 2025 en het voorjaar van 2026 in vier gebieden bodemmonsters genomen. De uitkomsten van deze metingen helpen bij het verbeteren van de aanpak voor de jaren daarna.
Belang voor natuurbeheer
De gegevens over de bodem worden gebruikt bij het opstellen en actualiseren van natuurbeheerplannen. In de lopende plannen worden de nieuwe gegevens nog niet meegenomen, maar vanaf 2026 wordt de bodemkwaliteit standaard meegenomen in de beoordeling van de Natura 2000-gebieden.
