De Groengroep uit Haarle is gelieerd aan Plaatselijk Belang Haarle en bestaat uit een wisselende groep vrijwilligers van zo’n 5-10 mensen. De Groengroep heeft als doel de natuur- en landschapswaarden van het agrarische buitengebied van Haarle te verbeteren en dit buitengebied beter beleefbaar te maken, zowel voor de eigen inwoners als recreanten van buitenaf.
De groep wil het dorp verbinden met de Sallandse Heuvelrug om daar de recreatiedruk te verminderen en om de recreant ook naar het dorp en het boerenland eromheen te halen. Ze doen dat o.a. door wandelpaden aan te leggen en te onderhouden (maaien, snoeien van heggen) en door ecologisch bermbeheer (maaien én gras afvoeren) waardoor de bermen op termijn schraler en bloemrijker worden.
Dit laatste is nu gemeente-breed overgenomen door de gemeente Hellendoorn; een zeer goede ontwikkeling! Hiernaast stimuleren we boeren en burgers om bloemenranden aan te leggen langs akkers, grasland of in overhoekjes. Het gaat hen daarbij zowel om het visuele aspect als om de biodiversiteit: kansen geven aan streekeigen planten- en diersoorten die het in het huidige, uitgeklede agrarische landschap weinig tot geen levensmogelijkheden meer hebben.
Wat betreft de bloemenranden zijn ze kleinschalig en laagdrempelig begonnen. Ze gaven gratis zaaigoed uit, hielpen bij het bewerken en zaaien, maar stelden niet teveel eisen aan de breedte van de randen of de samenstelling van het bloemenmengsel. Doel was om een aantal boeren en burgers mee te krijgen die als voorbeeld konden dienen.
Daar zijn ze aardig in geslaagd: in 2020 hadden ze zo’n 25 deelnemers met tezamen ruim 4 km bloemenrand (1,5 ha). Dat heeft o.a. de aandacht van de gemeente getrokken en samen met de gemeente hebben ze, naar voorbeeld van de gemeente Hof van Twente, een pilot-regeling speciaal voor agrariërs in het leven geroepen. Daarbij krijgen deze agrariërs naast gratis zaaigoed een vergoeding voor de gebruikte grond. Dat heeft in het eerste jaar (2021) de lengte aan bloemenrand verdubbeld.
Maar de eisen zijn nu wel hoger: de randen moeten 3 meter breed zijn, mogen niet worden bemest en bespoten, moeten tot aan het volgende voorjaar blijven staan en mogen uitsluitend met streekeigen soorten worden ingezaaid. Dit alles voor een zo goed mogelijk resultaat.
De Groengroep hecht vooral aan streekeigen zaaigoed veel belang, niet alleen omdat juist deze soorten verdwijnen, maar ook omdat daarmee de van oorsprong hier voorkomende diersoorten beter bediend worden. Ze stellen zelf de zaadmengsels samen en richten die, behalve op een bloemrijk resultaat, vooral op een zo groot en gevarieerd mogelijk insectenleven.
Insecten zijn de basis van veel ander leven en zeker van allerlei boerenlandvogels als geelgors en patrijs. De achteruitgang van veel van dergelijke soorten hangt in sterke mate samen met de enorme achteruitgang van het insectenleven, niet alleen in het boerenland, maar ook in natuurgebieden.
Ze gebruiken daarom bijv. geen uitheemse soorten als Phacelia (bijenplant), die o.a. veel honingbijen trekt, of niet-streekeigen soorten als diverse Malva’s, die vooral een visuele waarde hebben. Ze doen dit ook om de randen te onderscheiden van de carnavalsranden langs de grondwater slurpende en bestrijdingsmiddelen eisende lelie-, uien- en aardbeiakkers, die steeds meer verschijnen in Salland; een zeer onwenselijke ontwikkeling!
Ze gebruiken daarentegen alleen soorten als korenbloem, klaproos, gele ganzenbloem, bolderik, kamilles en wikkes, die hier van nature voorkomen en meer een dubbelfunctie hebben. In randen die 2 jaar of langer blijven staan gebruiken we daarnaast o.a. margriet, knoopkruid, wilde peen, klavers, honingklavers, zwarte toorts en koningskaars en voor meer permanente hooilandvegetaties hebben nog andere mengsels. Een belangrijk aspect is natuurlijk de betaalbaarheid: veel bloemenzaad is relatief duur. We mengen daarom ook wel goedkoper zaad bij, o.a. van landbouwgewassen als haver, rogge, gerst, gele mosterd, spurrie en boekweit, die naast een nectar- ook een zaadfunctie hebben.
Ze hopen dat hun bloemenranden bijdragen aan de transitie naar een meer duurzame landbouw, maar weten dat het slechts een begin is. Daarbij vinden ze dat het op termijn standaard moet zijn geïncorporeerd in het boerenbedrijf en worden betaald door de consument, in plaats van afhankelijk te zijn van subsidies van de overheid en van vrijwilligers.