‘‘Spinnen eng? Lekker bedoel je! Maar ik eet ze alleen als ik honger heb hoor!’’ kwettert Merel vrolijk in het open raam. ‘‘Vanuit de lucht of de hoge plekjes waar ik zit, geniet ik van de wondere wereld van de spinnen. Ik heb ontzag voor het geduld waarmee ze hun web weven. Die webben zijn ware kunstwerkjes. Zeker als er dauw aan de draden hangt en de zon op de druppels schijnt. Prachtig! De herfst is daar de perfecte tijd voor, dat wordt genieten de komende tijd.’’
In Nederland komen bijna 700 soorten spinnen voor. Geen één daarvan is gevaarlijk. Er zijn er een paar die pijnlijk bijten, maar die spinnen komen niet veel voor, de soorten zijn op één hand te tellen.
Merel vliegt boven de gemeente Dalfsen van hot naar her op zoek naar biodiverse verhalen.
De meeste spinnen weven een web. Meestal mooi rond, zoals die van de kruisspin. Ja, die spin met een kruisje op zijn rug. Dikke pech voor vliegende insecten. De grijze huisspin spant zijn web over de bodem of horizontaal op planten. Dat is dan weer dikke pech voor kruipende insecten. Een trechterspin maakt – je raad het al – trechtervormige webben. De spin zit dan in de kleine opening zit te wachten op prooien. Tunnelvormige webben zijn de specialiteit van spinnen die onder de grond leven. Já, die heb je ook.
Merel: ‘‘Ik denk dat je de komende week iedere ochtend al die spinnenwebben wel tegen kunt komen. Door de dauw maakt de opkomende zon ze prachtig zichtbaar! Niet kapot maken! Geniet er liever van!”
Spinnenrag is extreem sterk en licht, sterker dan staal van dezelfde dikte, en het is zeer elastisch. Het wordt gebruikt voor implantaten of kogelvrije vesten. De Grieken en Romeinen verbonden er wonden mee.
‘‘En vergeet niet wat ze allemaal vangen in hun webben. Muggen bijvoorbeeld! (Dat vraag ik me nog steeds af: waarom vinden muggen de ene mens lekkerder dan de ander?) Kakkerlakken ook. En vliegen. Dus waarom laat je straks bij de grote schoonmaak de spinnenwebben niet zitten? Lieve beestjes zijn het! En lekker…”
Was getekend, Merel.