De buitenruimte is zo belangrijk voor ons welbevinden. Maar omdat die er al is zodra je je huis uit gaat en omdat die er meestal net zo uit ziet als gisteren, valt de buitenruimte eigenlijk helemaal niet op. Met als gevolg dat we hem onderwaarderen. Dat is risicovol.
Pieter Hoexum schreef ‘Kleine filosofie van het ommetje’. Hij beschrijft hoe hij de buurt verkent als hij zijn dagelijkse ommetje maakt. De buurt is kleinschalig. Een ommetje is kleinschalig. En de woordtekeningen van Hoexum zijn kleinschalig. Maar de filosofie die er achter zit is – wat mij betreft – bepaald geen kleine filosofie. Het is een groot filosofisch thema, die buitenruimte.
Toegegeven, als je tijdens je ommetje ziet dat de buurvrouw een nieuw setje bloemvazen in de vensterbank heeft staan of dat de buurman Feijenoord op een nog grotere tv kijkt – omdat we de gordijnen niet dicht doen – dan is dat inderdaad klein bier. En als je je tijdens het ommetje afvraagt hoe de bloemen in de bakken aan de lantaarnpaal water krijgen en dat die lantaarnpaal zelf best grappig is vormgegeven… ja, dat is ook filosoferen met een kleine k.
Maar wát je ziet is ook niet zo belangrijk, dát je ziet, daar gaat het om. Dat je op straat de buren tegen komt, dat je de benen even gezond strekt, dat er een windluwe plek is waar je even op een bankje kunt gaan zitten: de buitenruimte is eigenlijk veel meer jouw leven dan de binnenruimte.
Daarom is de inrichting van een woonwijk ook zo belangrijk. Pas nog in het nieuws dat de uitbreidingswijken van de jaren zeventig af beginnen te glijden. Dat kon je al wel uittekenen toen ze gebouwd werden. Net als dat je van de wijken die nú gebouwd worden wel kunt voorspellen waar het over 25 jaar mis gaat.
Hoexum schrijft over de buitenruimte als de publieke ruimte die ons bevrijdt van eenzaamheid, ons uit het isolement haalt, plek is van ontmoeting en gemeenschapsvorming, zorgt voor sociale cohesie, saamhorigheid, zelfs verbroedering en harmonie.
Dus laten we het de grote filosofie van het ommetje noemen.