“Een drastische verandering in onze houding was dringend noodzakelijk. Wij moesten eerst onszelf en vervolgens de wanhopigen onder ons leren, dat het er niet zozeer toe doet wat wij van het leven verwachten, dan wel wat het leven van ons verwacht. Wij moesten niet langer vragen naar de betekenis van het leven, maar begrijpen dat wij –iedere dag, ieder uur- door het leven op de proef werden gesteld. Ons antwoord moest niet bestaan uit praten en mediteren, maar uit de juiste daden en de juiste gedragslijn. Leven betekent feitelijk verantwoording nemen voor onze levensproblemen en om de taken te vervullen waarvoor het leven ieder mens voortdurend stelt.”*
Dat schrijft Viktor Frankl over zijn ervaringen in het concentratiekamp.
Zijn visie raakt me, omdat ze zowel iets zwaars als iets lichts heeft. Zwaar, omdat het over verantwoordelijkheid gaat. Ik moet iets, ik heb een taak, ik kan niet zomaar mijn gang gaan of me aan bepaalde zaken onttrekken. Mijn leven is niet vrij-blijvend; ik ben hier met een doel, met een reden.
En tegelijk iets lichts. Want ik hoef mijn hoofd niet te breken over HET doel van HET leven. Ik hoef alleen maar op te pakken wat vòòr me ligt, me te concentreren op wat ik vandààg te doen heb. Dat maakt het overzichtelijk en behapbaar.
Frankl: “Deze taken, en dus ook de zin van het leven, zijn voor ieder mens, op ieder tijdstip verschillend. Daarom is het ook onmogelijk een algemeen geldende definitie te geven van de zin van het leven. (…) Het ‘leven’ is niet vaag, maar zeer reëel en concreet, evenals levenstaken. Zij vormen de bestemming van de mens, een bestemming die voor ieder individu anders en uniek is.”
Nu wordt het lastiger. Mijn levenstaken zijn specifiek. Ik kom er niet met alleen mijn boterham te verdienen, mijn dagelijkse boodschappen doen, binnen de wet te blijven of mijn relatie met mijn buren goed te houden. Of te handelen zoals de man uit de parabel, die de talenten die hij van zijn meester in bewaring kreeg, begroef, om ze dan weer ongeschonden (= ongebruikt) terug te kunnen geven. Op de winkel passen is niet genoeg. De Meester, het Leven, vraagt van mij om met mijn talenten te woekeren en mijn nek uit te steken, omdat dat de enige manier is dat ik kan groeien.
En zelfs dat niet alleen. Zoals Frankl schrijft:
“De ware zin van het leven moet eerder worden gezocht in de wereld, dan in de mens zelf, als ware het een gesloten circuit. Het wezenlijke doel van het menselijke bestaan is niet te vinden in zelfverwerkelijking. In wezen gaat het om zelf-transcendentie en niet om zelf-verwezenlijking”.
Dat staat zo dwars op alle glossy tijdschriften in de supermarkt. ‘Wees jezelf; groei en bloei; zoek de flow op; wees gelukkig en geniet’. En ook het ‘be happy, be relaxed’ in veel mindfulness cursussen, waar zorgvuldig alle spirituele wortels uit worden gesneden.
De zoektocht is dus hoe ik mijn talenten en mogelijkheden op een zo ‘eigen’ mogelijke manier in de wereld kan zetten en dienstbaar kan maken. Dat valt vaak niet mee, omdat er soms, bv. op de arbeidsmarkt, geen behoefte lijkt te zijn aan mijn specifieke kundigheden. Of omdat ik me zelf soms te onzeker voel om wat ik kan en ben onomwonden en helder tot expressie te brengen.
In mijn werk als therapeut merk ik dat er pas de laatste jaren een goede balans is ontstaan tussen goed luisteren (het verhaal van de ander centraal stellen) en adequaat spreken (mijn eigen verhaal ‘invoegen’ in het contact). En dan nog vereist zo’n contact een voortdurend gewaar-zijn in het hier-en-nu van wat er zowel ‘buiten’ me als ‘binnen’ me gebeurt.
Maar wat Frankl feitelijk bedoelt, is dat elke situatie een uitnodiging is om daar a) op mijn eigen manier een antwoord op te geven en b) mijzelf tegelijkertijd te ‘vergeten’. En dat dàt ‘zingeving’ is.
Frankl voegt daar een wezenlijke dimensie aan toe, nl. de betekenisgeving door het lijden.
“Wanneer een mens wordt geconfronteerd met een onvermijdelijke situatie wanneer hij het onafwendbare lot onder ogen moet zien (bv. ongeneeslijke ziekte), juist dan wordt hem de kans geboden om de hoogste waarde te verwezenlijken, de diepste zin te vervullen. Want het allerbelangrijkste is onze houding ten opzichte van het lijden, de wijze waarop wij ons lijden dragen. Moedig aanvaard lijden verleent tot het allerlaatste ogenblik zin aan het leven. (…)”
Frankl heeft waarlijk recht van spreken: wat had het lijden en het mensonterende van concentratiegevangenen nou voor zin? Hoe kun je als individu daar nou betekenis aan ontlenen? Hij redde dat, doordat hij zich ten doel had gesteld om –als hij die hel zou overleven- zijn observaties in de kampen (hij heeft in meerdere verbleven) te boek te stellen. Dat hield hem overeind. En kon hij ook als psychiater en arts een grote troost voor zijn mede gevangenen zijn.
‘Op de een of andere wijze is lijden niet langer lijden op het moment dat men zich de betekenis van dat lijden realiseert, bijvoorbeeld in de zin van een offer” – VF.
Als we ziek zijn, depressief of onvrijwillig werkeloos, voelen we ons meestal ook nutteloos. We ervaren het als onmacht om een bijdrage te leveren, het voelt dat we dan niet waarde-vol zijn voor anderen. En toch: als we ons lijden waardig dragen zijn we voorbeeld en troost voor anderen; we nemen hen werk uit handen. Dan is dàt de betekenis.
‘Tranen getuigen van de allergrootste moed van een mens: de moed om te lijden’.
*Alle uitgelichte citaten zijn uit ‘De zin van het bestaan’ door Viktor E. Frankl. Hij werd na 1945 de grondlegger van de zgn. Logotherapie.
Website psychologiepraktijk Athare
Website Hebhethart