Er stond bij mij in de tuin ineens een kabouter. Zelf denk ik aan een pesterijtje vanwege mijn opvatting over kabouters. Die opvatting is dat ze niet bestaan, maar soms verkeer ik in kringen waar ze daar anders over denken.
Op zich vind ik het prima dat iemand in kaboutertjes gelooft of elfjes in de tuin ziet. Waarom zou je wel in god kunnen geloven zonder daar nadelige carrièregevolgen van te ondervinden, en niet in kabouters? Dat laat onverlet dat ik er niet aan mee doe. Dus die kabouter in de tuin, ik denk het er het mijne van. Toen er een half jaar later ineens een tweede kabouter stond wist ik wél wie hem daar neergezet had. Ik zelf. Maar dat heb ik tegen niemand verteld. Zo ontstonden er geregeld bevreemdende gesprekken bij ons in huis over die kabouters, waarvan niemand zogenaamd wist waar ze vandaan kwamen, en toch waren ze er.
“Tja, dat heb je met kabouters hè?” is mijn standpunt in die gesprekken altijd. “Ineens zijn ze er, en niemand weet waar ze vandaan komen. Wees blij dat we ze beiden zien. Stel ik de enige ben die die drie kabouters ziet!”
“Drie?” vroeg mijn vrouw? “Twee!”
“Nee hoor, zie je die derde niet? Daar, achter dat elfje.”
Ik ben nog een discussie begonnen over reïncarnatie. Of kabouters kunnen reïncarneren. En elfjes. En of ik dan ook in een elfje zou kunnen terugkomen. En of een regenworm ook reïncarneert.
ik weet niet of jullie dat soms ook ervaren, maar ik heb wel eens van die gesprekken die het in zich hebben een hele avond te duren, maar die dan ineens toch afgerond lijken.
Op weg naar huis zag ik ineens in een holle ruimte van een boom ook een kabouter zitten. Ik ben afgestapt om er zeker van te zijn dat ik ze zag vliegen. Maar nee, puntmuts zat er echt.
En weer een half jaar later zag ik verdullemies een hele familie in een andere holle boom. Niet echt kaboutertjes dit keer, maar wel een soort van. Pappa was de familie aan het voorlezen. Mamma en Benjamin luisterden aandachtig mee. Het oudste kind had al zijn eigen boek van de bieb.
Ik heb deze familie nog gevraagd of ik een selfie met hen mocht maken, want daar wou ik thuis vrouw en kinderen nog wel eens even mee verrassen: dat ik gewoon overal kaboutertjes zag tegenwoordig. Maar ik paste niet in de boom, dus een selfie werd ‘m niet. Wel gewoon een portretfotootje van de familie.
Nieuwsgierig vroeg ik waar het verhaal in dat boekje over ging. Ze keken me verbaasd aan. “Gewoon, ’t is gewoon een sprookje.”