‘‘Joepie! Nog even en de witte schermen van de vlier hangen er weer!’’, schettert Merel terwijl ze het raam binnen vliegt. ‘‘Die besjes zijn zo heerlijk, ik kan niet wachten ervan te smikkelen. Waarom kom ik eigenlijk nooit mensen tegen bij een vlier?”
Merel is gek op de vlier en de vlier op haar. Door de besjes te eten en ergens anders de zaadjes weer uit te poepen, verplaatst de vlier zich met behulp van Merel door het landschap. Vlier en vogels helpen elkaar op die manier door het leven. Maar de mens heeft – had vooral – ook een heel goede relatie met de vlier.
Merel vliegt boven de gemeente Dalfsen van hot naar her op zoek naar biodiverse verhalen.
De vlier is een struik die veel in Nederland groeit: langs de berm, aan de rand van bossen, tussen struiken: als je ze herkent, zie je ze ineens overal. In het voorjaar eerst met mooie witte bloesem en aan het eind van de zomer met dieprode, bijna zwarte bessen. Ook de stam is bijzonder: die heeft een patroon, een soort tijgerprint.
Vroeger gebruikte de mens de vlier voor van alles: van gebruiksvoorwerpen en muziekinstrumenten tot in de keuken en in de medicijnkast. Zo werden fluitjes van vlierhout gemaakt. Het hout van de vlier is namelijk hol van binnen. Mondstukken voor midwinterhoorns worden nu nog steeds wel eens van vlierhout gemaakt.
Aan de vlier worden ook heilzame werkingen toegeschreven. De bessen zouden virussen buiten de deur houden en natuurlijke herstelprocessen ondersteunen. Ze moeten daarvoor wel gekookt worden, anders zijn ze giftig. Ook met de bloemen kun je van alles: denk aan vlierbloesembeignets, de bloesem in pannenkoeken, en natuurlijk: vliervloesemsiroop. Wil je iets simpels uitproberen? Hang eens een scherm met vlierbloesem in een kan water. Even wachten en je hebt een heerlijk suikervrij drankje.
Merel: ‘‘Zie ik je binnenkort eens bij een vlierstruik? Dat lijkt me hartstikke gezellig! Ik deel de struik met liefde, als je maar genoeg bloemen en besjes voor de andere diersoorten overlaat.’’
Was getekend: