Fransjan de Waard is voorzitter van van Eetbaar Olst- Wijhe, een stichting die zich inzet voor groen en biodiversiteit. Hij zond ons dit artikel.
Het seizoen is weer aangebroken. Verspreid door de regio zijn er oranje weilanden te zien. Ze markeren de plekken waar het middel glyfosaat is ingezet, waarmee boeren de vervanging van de vaste graszode gemakkelijker maken. Dit zal opnieuw leiden tot scherpe stellingnames van voor- en tegenstanders – op sociale media, in de krant, aan de koffietafel, fysiek dan wel virtueel. Misschien leek de kloof sinds vorig jaar weer wat dichtgegroeid, maar die tekent zich dan ineens weer duidelijk af, tussen degenen die het middel gebruiken of daarmee sympathiseren – en anderen die het veroordelen. We zijn er al wel aan gewend dat daarbij aan beide kanten stevige taal wordt gebezigd. Voorspelbaar, en allerminst gezellig. In het verband in de streek waaraan we als noabers waarde hechten, lijkt dan ineens een giftigheid te sluipen. Deze houdt ons in de ene dan wel de andere loopgraaf. Het onderwerp landbouwchemie is een splijtzwam, het verdeelt ons, en niet alleen hier; dit speelt overal. Dat is al jaren zo. Maar dat hoeft niet zo te blijven.
Door Fransjan de Waard
Demoniseren
Onder druk demoniseren we elkaar gemakkelijk. Het is menselijke psychologie: bij zo’n onderwerp lijkt het nooit lang over de inhoud te gaan, want onze standpunten hierover hebben we al bij de hand. Wat de ander gaat zeggen – daar wachten we dan maar niet op. Intussen voelen we onszelf ook niet gehoord, en dus kan de frustratie aan beide kanten alleen maar groeien. Dan is het al gauw de ander die zulke lelijke dingen doet en zegt, niet weet waar die het over heeft, die hypocriet en onbetrouwbaar is, onder een hoedje speelt, altijd alleen op eigen voordeel uit is. De ander moet weg. Nu las ik vorige week dat sommigen inderdaad het buitengebied verlaten. Omdat het er helemaal niet meer zo gezond leven is. Omdat de één na de ander kanker krijgt. Leukemie. Of Parkinson. Een kennis in de buurt wees me een poos terug aan, terwijl hij op zijn oprit langzaam 360 graden om zijn as draaide, waar er allemaal ernstige zieke mensen wonen, of in het laatste jaar zijn overleden. Ik kreeg het er koud van. Allemaal mensen die werken in de landbouw, of er tussenin wonen. Daar moeten we het over hebben met elkaar.
Levenswetten
Zelf ben ik een tegenstander van chemische landbouw. Ik ben landbouwkundig ingenieur en vind het diep treurig dat we zijn gaan denken dat we het nodig hebben om ons voedsel te kunnen produceren. Voedsel komt voort uit de levende natuur, uit levende organismen, en deed dat al lang voordat wij als mensen voortkwamen uit eerdere levensvormen en leerden wat we wel en niet konden eten. Van de allereerste internationale landbouwconferentie waaraan ik als student ooit meedeed, herinner ik me nog goed hoe een Japanse student zijn onbegrip en ook zijn pijn verwoordde, over hoe eeuwige, elementaire levenswetten door de industriële landbouw met voeten worden getreden. Hij stelde dat we het in het Engels eigenlijk niet kunnen hebben over agri-culture. Landbouw die structureel leunt op het gebruik van chemische en synthetische middelen is agro-industry; voor hem kon cultuur niet verwijzen naar een praktijk waarin zoveel wordt doodgemaakt. Daarin herken ik mezelf ook nu nog; ik ben tegen gif. En ik ben vóór boeren. Een ander ijkpunt is voor mij Jane Goodall, die het ook heel simpel zei. “Op een dag kijken we terug op dit duistere landbouwtijdperk en dan schudden we ons hoofd. Hoe hebben we ooit kunnen denken dat het een goed idee is om ons voedsel te produceren met gif?” Ik realiseer me volop dat zo’n uitspraak veel boeren in het verkeerde keelgat schiet. Ik weet ook dat er veel plattelandsbewoners zijn die op hun beurt een rooie waas voor ogen krijgen wanneer bij de stelling van sommige boeren, dat de middelen die zij gebruiken echt niet schadelijk zijn voor mensen, dat alle zorg over risico’s en blootstelling lariekoek en hysterie van stedelingen is, en dat ze dan maar niet op het platteland hadden moeten komen wonen. Komt dit ooit nog goed?
Geloofwaardigheid
Even terug zat ik als inspreker bij de raadsvergadering in Olst-Wijhe. Dat deed ik als voorzitter van Eetbaar Olst-Wijhe, de stichting die zich lokaal inzet voor een rijk en vitaal landschap, eetbaar groen en biodiversiteit. Laatst hebben we 3.900 perenboompjes uitgedeeld aan een kleine 700 inwoners uit alle hoeken en gaten van de gemeente – zo verrassend veel animo bleek er lokaal te zijn voor iets levends aan huis, dat groeit en bloeit en vrucht draagt. Nu ga ik er vanuit dat we straks al die perenbloesems niet zelf met een kwastje hoeven te gaan bestuiven. Maar zorgen maak ik me wel. Over de ‘drift’ van de chemie vanaf de akker naar het eetbare park in Olst, dat er direct aan grenst. Dat park ontwikkelt onze stichting op terrein dat zij van de gemeente heeft geadopteerd: een openbaar terrein waarin we met vrijwilligers allerlei soorten struiken en bomen aanplanten die vroeg of laat eetbare vruchten gaan leveren. Straks kan het bezoekende publiek daarvan komen plukken en proeven: een eigentijds arrangement met verschillende maatschappelijke plussen. Maar hoe kan ik die uitnodiging nog geloofwaardig doen, aan jong en oud, in de wetenschap dat er allerlei residuen van chemische bestrijdingsmiddelen op zitten?
Beroepsziektes
Dankzij mediaberichten van de laatste paar jaar weten we iets meer over het machtsblok van de agrochemie, over de Franse kwalificatie van Parkinson als agrarische beroepsziekte, over schimmige toelatingsprocedures, over het vrijwel ongelimiteerde middelengebruik in de sierteelt, en het opduiken van residuen in babyluiers en diep in natuurgebieden. Wie zich ervoor openstelt, moet ook iets hebben meegekregen over minimale marges voor boeren op supermarktproducten, over ontelbare uren die zij dag in dag uit maken en als regel niet meerekenen in hun bedrijfsexploitatie, over het gemak waarmee de boerenleenbank hen aan zich blijft binden met miljoenen aan krediet voor hightech-stallen, en over hun afhankelijkheid van prijsvorming op de wereldmarkt, waar het natuurlijk ook niet vreedzaam toegaat. Opvallend hoe de sores alsmaar over geld gaan. Niet over waarde. De waarde die boeren genereren, wordt economisch niet naar hen toe vertaald. Hoe zou dat toch komen? Is er intussen een sector te vinden die publiekelijk meer onder vuur ligt dan de agrarische? Natuurlijk raakt dat iedere boer en boerin ook persoonlijk. Boer of boerin ben je 24 uur per dag. Wat verschrikkelijk om zo een schietschijf te zijn. En wat schandalig hoe de industrie onze boeren al die tijd misbruikt. En zich achter hen verschuilt. Bij boeren zelf is alle economische speelruimte er wel uit. En die trekkerprotesten: voor velen waren zij een uiting van jarenlang opgebouwde frustratie. Maar toen de sympathie bij het publiek inzakte, stonden de boeren als kwaaie pier te kijk, terwijl de industrie die de acties financiert zich buiten beeld blijft houden. Het zijn anonieme blokken. Kennen we er namen en gezichten bij? Werken daar mensen met wie we in gesprek kunnen? Neemt er ook ooit iemand verantwoordelijkheid voor hun bijdrage aan de samenleving? Zowaar kwam genoemde bank een poosje terug met een gefluisterd ‘sorry’; gaat het daar nu bij blijven?
Spinnetjes
Behalve bestuurder van Eetbaar Olst-Wijhe ben ik bewoner van de ecologische Aardehuis-wijk naast het eetbare park, en ook als buren maken we ons zorgen – over de sla, de rabarber en de bessen die we uit eigen tuin zouden willen eten, over de vele jonge kinderen die hier volop buiten spelen, en over de risico’s die we zelf lopen. We zijn hier komen wonen nadat we de wijk eigenhandig hadden gebouwd: zonder gasaansluiting, vol zonnepanelen en -collectoren, met thermische massa en ruime isolatie, eigen water en biologische zuivering, groene daken, en gebruik van lokale en gerecycelde materialen. Als voorhoede in de brede maatschappelijke transitie naar een herordening waarin we als mensheid ons aardse nest niet langer bevuilen, en we kinderen en kleinkinderen recht in de ogen kunnen kijken omdat we het netter achterlaten dan we het destijds aantroffen, en hen niet opzadelen met een verziekt en failliet systeem. Onze wijk is hartstikke groen. Vele duizenden bezoekers lieten zich inmiddels rondleiden, en gingen geïnspireerd weer naar huis. Olst-Wijhe is er terecht trots op, net als op de ecowijk van senioren iets verderop. Toen wij in onze huizen trokken, keken we uit over zo’n 18 hectare hooiland, direct grenzend aan onze bescheiden tuinen. Het land kreeg alleen af en toe een injectie met drijfmest. Als je laag over het gras heen keek, zag je niet hoeveel dunner het was dan de volsappige, met ruwe mest gevoede weilanden van jaren terug. Maar je zag wel een o zo ijle deken van spinrag oplichten, golvend in de wind, geweven door duizenden spinnetjes. Sinds een paar jaar is de grond echter als akker in gebruik, en komt er, afhankelijk van het gewas, regelmatig zo’n surrealistische rode wagen met enorme, uitgeklapte spuitarmen op luttele meters voor ons huis langsrijden.
Onvrij
Voor wie het niet wist, de agrochemie komt historisch direct voort uit de oorlogsindustrie, zowel de tak van kunstmest als die van pesticiden. Ook ik ben me daarvan ooit rot geschrokken, en het is nogal een eye-opener. Want bij al dat rollende materieel denk ik vaak aan oorlog; oorlog tegen het leven. Ik eet al zo’n 30 jaar zoveel mogelijk biologisch, dus ook toen het veel minder verkrijgbaar was dan nu, en ondanks dat ik – sociaal ondernemer in de duurzame landbouw – net als veel boeren altijd ruim ‘onder modaal’ heb gezeten. Voor mij is biologisch eten gewoon de logische keuze, want natuurlijk kan voedselproductie prima zonder gif en kunstmest. Daarom blijf ik in wezen ook verbijsterd over alles wat er volkomen vanzelfsprekend bij wordt ingezet, net als hier voor de deur. Die gigantische apparaten, die fossiele brandstoffen waarop ze draaien, die enorme druk op de bodem – in een land waarin een groot deel verdicht is geraakt. En je zult toch maar als plantje je kopje boven de grond durven steken. Het heeft dus iets van een front met oorlogsmaterieel, en het doet me telkens weer pijn om te zien hoe er dan weer het ene, en dan weer het andere chemische ‘goedje’ over land en gewas wordt uitgespoten. Ik zeg: het is gif, bedoeld om te verzwakken of te doden. Doelbewust ontwikkeld in de laboratoria van een industrie. Alleen verkoopt de agrobranche hun spullen, die onze wijk per ronde in ‘n smerige chemische walm zetten, als ‘gewasbeschermingsmiddelen’. Zodat alleen al onze keus voor de benaming van het spul onderstreept in welk kamp we ons bevinden. Boeren beschermen er hun gewassen mee. Daar spint de industrie garen bij. En om dat zo te houden pompt zij jaarlijks ontelbare miljoenen in haar Brusselse lobby. Dat kan zij zich permitteren. Zij verdient namelijk nog veel meer geld. Aan boeren.
Stockholmsyndroom
Dit brengt me bij iets dat ik maar moeilijk begrijp. Als groep lijken boeren zich door dik en dun met ‘hun’ industrie te blijven identificeren. Van buitenaf lijken zij een gesloten front. Daarbij denk ik: Stockholmsyndroom. De sympathie van gegijzelden voor hun gijzelnemer, omdat die verregaande macht over hen heeft. Misschien vanwege die 24 uur. Misschien omdat de industrie hen letterlijk de middelen verschaft om überhaupt te kunnen boeren. Maar misschien ook omdat de industrie als blok boeren in feite hun vrije ondernemerschap heeft afgenomen. En dan is het voor hen een stuk makkelijker om te ageren tegen iemand als minister Schouten, alsof die ineens de bron van alle ellende is. Maar allee, dit perverse spel hobbelt gewoon al tientallen jaren voort, niks nieuws onder de zon. Een spel met oogverblindende succesverhalen vanuit het Nederlandse agrobedrijfsleven. Aan de landbouw wordt namelijk geweldig veel geld verdiend. Maar niet in de landbouw. En die mythe Dat Wij De Wereld Voeden – daar is echt geen sprake van. Maar wie wilde dat nou niet geloven? En geen wonder dat politiek en bestuur dan ook stelden: loopt uitstekend, niks meer aan doen! Zo bleef het uit armoede lang, veel te lang, bij regels, regels en nog meer regels, terwijl er verder niets veranderde. Juist Minister Schouten kwam nog met een vernieuwende visie, op waar het dan wel heen zou moeten – kringlooplandbouw, met winst voor iedereen; maar alleen met visie verander je een heel systeem nog niet.
Cocktails
Dat het allemaal niet houdbaar was, hadden allerlei partijen al járenlang zien aankomen. Hun gelijk bleek telkens weer, maar nog steeds zitten zij niet vanzelfsprekend aan tafel. Terwijl het bijvoorbeeld niet meer van deze tijd is dat de toelating van middelen allerminst transparant verloopt. Beslissingen daarover worden hoog over genomen, op Europees niveau, en niet na talloze lobby-uren. Toen zij nog Gedeputeerde van Overijssel was en ik af en toe met haar overlegde over verduurzaming van bodembeheer en landbouw, verzuchtte Hester Maij meer dan eens hoe hoog de lobbydruk voor bestrijdingsmiddelen was. Dus we kunnen het hebben over normen, over doses, over frequenties, risico’s, voorwaarden voor toepassing, noodzaak, principes en percepties, maar de werkelijke reden dat wij ons als inwoners direct tegenover boeren en loonwerkers bevinden, is dat onze wetten deze middelen toelaten. Boeren zijn geen boeven als zij ze gebruiken om hun wankele economische positie overeind te kunnen houden. Want we kunnen ons de haren uit het hoofd trekken, rouwen om degenen die als tiener volop bollen hebben gepeld en nu sterven aan kanker, en citeren uit aangetoonde verbanden tussen bestrijdingsmiddelen en gezondheidsklachten – het is domweg allemaal toegelaten. En die toelatingen zelf gelden dan voor afzonderlijke middelen en hun dosering; iemand bepaalt onder welke hoeveelheid ze onschadelijk voor mens en dier zouden zijn. Maar sowieso worden er in de praktijk meestal verschillende middelen tegelijk gebruikt: de cocktails. En naar de schadelijkheid daarvan is niet of nauwelijks onderzoek gedaan. Want wie zou dat willen betalen?
Nieuwe aanpak
Kritische partijen riepen ook al langer dat we zo onszelf als samenleving tekort doen, dat het allemaal veel schoner, groener, gezonder en eerlijker kan. Inmiddels moeten we dat ook echt. Zo’n beetje zoals we dat vinden in de Green New Deal voor Europa. Kwestie van tijdgeest. Zoetjesaan zijn er ook steeds meer burgers en bestuurders net als ik tegen gif – en vóór boeren. Maar kunnen boeren dat überhaupt nog wel horen? Het ligt inmiddels allemaal zo akelig gevoelig, dat we het nergens over lijken te kunnen hebben. Terwijl ik bijvoorbeeld weet uit mijn werk voor de duurzame landbouw hoe opgelucht boeren zijn die ervoor kiezen om stapje voor stapje meer soeverein te worden, minder industriële en meer natuurlijke middelen te gebruiken, minder veeartsenkosten te maken, en minder erfbetreders aan te moeten horen die allemaal iets te verkopen hebben. Want ooit was er onafhankelijk advies voor boeren, maar nu staan er vooral grote private partijen om heen heen – en wiens belangen dienen die nu echt? Nou? We maken toch al ons hele leven mee hoe collectieve waarden ongrijpbaar weglekken naar degene met ‘t meest gehaaide verdienmodel?
Samen stakeholder
We moeten als samenleving juist om boeren heen gaan staan – als consument, noaber, verwerker, collega-ondernemer, onderzoeker, preventiearts, beleidsmaker, investeerder, als crowd misschien. Dan pas kunnen we samen aan al die gezamenlijke belangen blijven bouwen. Pak ‘m beet: een schoon, veilig, vitaal en biodivers platteland, waarin boeren een goede boterham verdienen omdat ze waarde produceren voor de regio. Zo komt er voor de akkerbouw in feite een revolutie aan. Strokenteelt met verschillende gewassen brengt de biodiversiteit omhoog, en de behoefte aan gewasbestrijding drastisch omlaag. Agroforestry biedt nog extra waarden, zoals de vastlegging van koolstof uit de atmosfeer. Dit soort innovaties levert de contouren voor landgebruik dat onze kinderen en kleinkinderen wèl perspectief voor de toekomst biedt, ook als nieuwe boeren en verwerkers. Dat tijdperk is al aangebroken, en velen staan te trappelen om er invulling aan te helpen geven, the commons te beheren, met elkaar blijvende waarde te creëren, en die een beetje eerlijk te verdelen.
Onmacht overheid
Maar nu zitten we nog in onze eigen onmacht. Ook een lokale overheid als die van Olst-Wijhe. Bijna 60 jaar na Silent Spring van Rachel Carson over de schade van pesticiden lijkt zij haar strategische grondpositie af te moeten wegen tegen de gezondheidsrisico’s voor omwonenden. Waar zit hem precies het collectieve belang, ook alweer? De dag nadat ik insprak, zond Zembla opnieuw een pittige documentaire over de agro-industrie uit, en vorige zomer nam de Tweede Kamer een motie aan: het voorzorgsprincipe rond bestrijdingsmiddelen dient gehonoreerd te worden. Met alle gigantische, urgente en complexe opgaven die ons inmiddels het vuur aan de schenen leggen, is het toch zeker wel eens tijd voor nieuwe soorten oplossingen! Al die valse tegenstellingen, terwijl dit ons allemaal aangaat – boer, burger, loonwerker – en we allemaal het leven om ons heen moeten zien te koesteren. Zoals die perenboompjes. Doen we niets, dan houden we domweg steeds minder over. En we kunnen juist zoveel! Als we dat maar samen doen. Als initiatiefrijke burgers en lokale ondernemers die zijn gaan zien hoeveel het ze waard is, en zich sterk willen maken voor levend groen, biodiversiteit, lokaal voedsel, landschapsbeheer, gezondheid, bewustwording, beleving, educatie, en – les uit de pandemie – veerkracht. Regeren, vooruitzien, daar was geloof ik iets mee. We zijn allemaal stakeholders van de regio waarin we wonen, werken, studeren, recreëren. Brede welvaart gaat over ons allemaal; gezondheid is daar een wezenlijk onderdeel van. Dus moeten we echt naar elkaar gaan luisteren, en het hierover hebben. Over wat we voor de toekomst willen, waar we ons zorgen over maken, hoe we samen verder komen. Eetbaar Olst-Wijhe wil hieraan bijdragen. Wie wil dat nog meer?