In de afgelopen weken is binnen de Syrische gemeenschap in Nederland een fel debat ontstaan over de komst van personen die verdacht worden van betrokkenheid bij ernstige misdrijven tijdens de Syrische oorlog, en die Nederland zijn binnengekomen als asielzoekers. Dit debat, hoe emotioneel en soms chaotisch ook, verdient serieuze aandacht. Het is geen marginaal geluid, maar een waarschuwingssignaal dat raakt aan vertrouwen, rechtvaardigheid en uiteindelijk aan de sociale vrede in Nederland.
Bij het schrijven van dit opiniestuk heb ik mij gebaseerd op een brede observatie van openbare discussies binnen de Syrische gemeenschap in Nederland. Tientallen reacties, gedeeld over korte tijd, lieten een terugkerend patroon zien: angst, woede en een groeiend wantrouwen tegenover bestaande juridische en administratieve procedures. Deze geluiden vormen geen juridisch bewijs, maar wel een sociaal signaal dat niet genegeerd mag worden in een rechtsstaat die draait op vertrouwen tussen burgers en instituties.
Nederland is een rechtsstaat, en dat is meer dan een principe op papier. Het is een sociaal contract dat veronderstelt dat de staat in staat is om de samenleving te beschermen, daders te vervolgen en te voorkomen dat conflicten van elders worden geïmporteerd. Wanneer dit vertrouwen begint te wankelen, ontstaat er een risico dat veel verder reikt dan individuele dossiers: het risico dat mensen zich niet langer beschermd voelen door de wet.
Voor veel Syriërs is deze zorg diep persoonlijk. Zij dragen de herinneringen aan een oorlog waarin gerechtigheid zelden werd bereikt en daders vaak ongestraft bleven. De gedachte dat men in Nederland geconfronteerd kan worden met personen die mogelijk betrokken waren bij marteling, detentie of moord op familieleden, raakt aan fundamentele gevoelens van veiligheid en erkenning.
Het werkelijke gevaar schuilt echter niet alleen in de mogelijke aanwezigheid van oorlogsmisdadigers, maar in het moment waarop slachtoffers het vertrouwen verliezen dat melding maken zin heeft. Wanneer het gevoel ontstaat dat procedures niet werken of dat signalen structureel worden genegeerd, groeit de verleiding om rechtvaardigheid buiten het juridische kader te zoeken. Dat is geen Syrisch probleem, maar een universeel risico voor elke samenleving.
Als Syrisch-Nederlandse burger voel ik de verantwoordelijkheid om dit vraagstuk zorgvuldig te benaderen. Generalisaties zijn gevaarlijk en collectieve verdachtmaking ondermijnt precies de waarden die Nederland sterk maken. Tegelijkertijd is wegkijken geen optie. Zorgen wegzetten als ‘emotie’ of ‘gemeenschapsruis’ is kortzichtig en potentieel destabiliserend.
Wat nodig is, is geen afbraak van het asielsysteem, maar versterking ervan: zorgvuldiger en transparanter onderzoek in complexe dossiers, betere samenwerking met betrouwbare internationale mensenrechtenorganisaties, en duidelijke communicatie naar betrokken gemeenschappen. Bovenal is er behoefte aan een helder signaal dat slachtoffers worden gehoord en dat ernstige misdrijven, waar ook gepleegd, niet onbestraft blijven.
Nederland is niet verantwoordelijk voor de oorlog in Syrië, maar wel voor wat het toelaat binnen zijn grenzen. Het beschermen van de rechtsstaat betekent ook het voorkomen dat onopgeloste conflicten en onrecht zich verplaatsen naar de Nederlandse samenleving. Sociale vrede wordt niet bereikt door stilte, maar door vertrouwen en vertrouwen kan alleen bestaan waar gerechtigheid zichtbaar en geloofwaardig is.






