Vaak heeft de boer het land verpacht — of hij houdt het zelf, maar houdt de koe binnen. Het gras dient als verdienmodel: Engels raaigras, snel groeiend gras, dat veel wintervoer voor de koeien oplevert. Er hadden ook aardappelen of maïs kunnen staan. Ander voer voor dieren op weg naar door ons opgegeten te worden. Er hadden- nog erger – ook lelies kunnen staan. Daar gaat het meeste gif op en ze dienen niet eens een nut.
Raaigras. Het oogt mooi groen, ordelijk zelfs, maar wat we missen is leven. Geen kruiden, geen rijk gespreide flora, geen voedsel voor weidevogels. Alles buiten het gras wordt doorgespoten, opgeruimd, geëgaliseerd.
De argeloze plattelandsbezoeker denkt: wat mooi, dat groene grasveld. De natuur lijkt te rusten. Maar juist wat daaronder schuilgaat is zorgwekkend. Studies tonen aan dat intensief beheerd grasland — vaak monotoon en strak — sterk samenhangt met verlies van insecten, kruidenrijkdom en weidevogelpopulaties. Engelse raaigras is makkelijk in gebruik en levert snel opbrengst. Maar in de context van biodiversiteit is het eerder een bedreiger.
Wanneer het beheer uitsluitend gericht is op productie — en alle variatie wordt weggehaald — verliest het landschap zijn lagen: variërende graslengtes, kruiden, open plekken, hoge stengels. Het gevolg: minder insecten, minder voedsel voor vogels, slechtere structuur voor het bodemleven.
Het verdienmodel en de paradox van productie
Grasland als voer voor melkvee (dat zelf vooral binnen staat) is stabiel in opbrengst, levert gras-of kuilvoer dat verkocht of gebruikt wordt. Boer of zijn pachter kunnen daar het beste mee uit de voeten als de vlaktes groot zijn, zonder bomen of hagen, zonder afrastering ook. Dan kun je er met grote machines in hoge vaart aan de slag. Dat is de paradox: het land lijkt optimaal benut, maar tegelijkertijd benut het nauwelijks zijn ecologische potentie.
Een weide met koeien, afwisselend graasbeheer, open water, kruidenrijke randzones — dat was ooit het beeld van een levend platteland. Nu zien we vaak uniform grasland, weinig variatie, en geen prikkeldraad meer.
Natuurdeskundigen gevraagd naar hoe het ook anders kan
- Herstel variatie: minder monotoon gras, meer kruidenrijke mengsels, open plekken, variërend maaibeleid.
- Weidegang stimuleren: niet alleen omdat het nostalgisch is — maar omdat grazende dieren bodemleven stimuleren, plantenselectie creëren en insectenmobiliteit bevorderen.
- Beheer koppelen aan biodiversiteit: bij verpachting of groot graslandbeheer horen voorwaarden voor natuurwaarde, niet alleen opbrengst.
- Transparantie naar buiten: het grasveld ziet er misschien mooi uit, maar wie kijkt naar wat er níet groeit? De bezoeker verdient context.
Groen is niet automatisch goed. Het is hoe je het groen beheert. Maar op het platteland stoppen steeds meer boeren. Ze verpachten dan hun land. Daarmee verschuift het belang van lange termijn naar die van korte termijn. Het beheer verschuift naar productie, waarin geen plek meer is voor biodiversiteit, landschap en cultuurhistorie.






