Wanneer je op een zomerdag door een bloemenweide wandelt, lijkt de lucht vol leven: talloze vlinders die dansen in het zonlicht. Maar achter die schijnbare pracht schuilt een zorgwekkende trend. De vlinderstand daalt al decennialang en het veranderende klimaat versnelt dit proces in een alarmerend tempo. Wat ooit symbool stond voor een zomerse overvloed, wordt steeds meer een indicator van ecologische kwetsbaarheid.
De gemiddelde temperatuur in Nederland is sinds 1900 met ruim 2°C gestegen, wat bijna twee keer zo snel is als het wereldgemiddelde. Voor sommige vlindersoorten betekent dit een langere vliegtijd en dus meer kansen om zich voort te planten. Maar die schijnbare winst kent een keerzijde.
Warmere winters en drogere zomers verstoren het broze evenwicht tussen vlinders en hun waardplanten. Soorten als het Groot Dikkopje en Zwartsprietdikkopje verliezen leefgebied doordat grassen steeds vaker verdrogen en bloeiende planten eerder verwelken. En waar langdurige hitte en droogte toeslaan, verdwijnen vlinders.
Klimaatverandering echter werkt niet op zichzelf. Ze versterkt bestaande problemen zoals verdroging, een te voedselrijke bodem, gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen en verstedelijking. Vlinders hebben behoefte aan verbindingen tussen leefgebieden. Deze verbindingszones, bloem- en kruidenrijke corridors tussen natuurgebieden, worden steeds belangrijker, maar blijven in Nederland nog schaars en vergen een adequaat beheer.
Toch is het niet louter kommer en kwel. De opwarming trekt ook zuidelijke soorten aan. De Koninginnenpage bijvoorbeeld, wordt steeds vaker waargenomen. Bovenstaand exemplaar kwam ik afgelopen zomer tegen in de Franciscushof, toen ik daar mijn vlindertraject aan het lopen was.