Op de luchthaven van Jordanië stond ik tegenover een medewerkster die me vroeg mijn Syrische identiteit te bewijzen, hoewel ik het land binnenkwam met een Nederlands paspoort. Twee maanden geleden bezocht ik Syrië voor het eerst sinds elf jaar, na haar bevrijding. Al mijn identiteitsdocumenten waren verloren gegaan: mijn identiteitskaart zonk in zee met mijn tas, mijn Syrisch paspoort werd bij aankomst in Nederland door de politie afgenomen. En de rest? Vijf jaar geleden namen troepen van het regime ons huis in, plunderden alles: van kinderfoto’s tot documenten.
Daar stond ik, tegenover een kille ambtenaar die met zakelijke stem vroeg: “Heb je bewijs dat je Syriër bent?”
Ik zei: “Ik ben hier met een Nederlands paspoort. Ik zou als Nederlandse burger behandeld moeten worden.”
Maar volgens de regels kon dat niet, tenzij ik Syrische documenten kon overleggen, we raakten in discussie. Toen voelde ik me zonder land, zonder identiteit. Het was alsof ik werd aangeklaagd namens mijn ouders, mijn gestolen foto’s, en mijn verdwenen jeugd. Een absurde realiteit.
Nadat de ambtenaar besefte dat ik werkelijk geen documenten had, liet ze me door. En het eerste wat ik daarna deed, was bij mijn aankomst in Syrië een bewijs van inschrijving bij de burgerlijke stand ophalen waarop mijn foto niet staat, zodat ik mijn geschiedenis kan herzien en mijn bestaan kan bewijzen, zelfs tegenover mijn Nederlandse nationalitei
Bijna dagelijks zie ik een nieuwe oproep op Facebook van een onderzoeksinstelling in Nederland: een eenvoudige vraag aan Syrische vluchtelingen:
“Ben je de afgelopen jaren in Nederland aangekomen? Heb je ooit gedacht aan terugkeren naar Syrië, of wil je hier blijven?”
Op het eerste gezicht niets bijzonders. Een simpele opiniepeiling. Maar veel Syriër, net als ik, weten dat deze vraag allesbehalve simpel is. Ze opent oude wonden, roept onderdrukte conflicten op, en herinnert ons eraan dat asiel geen administratieve kwestie is, maar een existentiële toestand.
Die vraag is inmiddels vertrouwd. Sterker nog: het zijn vaak de Syriër zelf die hem stellen, in zichzelf of hardop. Ik hoorde hem in cafés, culturele centra, tijdens informele bijeenkomsten, op perrons. Soms werd hij rechtstreeks aan mij gesteld, soms stelde ik hem aan mezelf.
Maar om dit debat te begrijpen, moeten we een essentiële scheidslijn erkennen: het verschil tussen het Syrië van voor en na de ‘bevrijding’. Die verandering is niet alleen politiek, maar diep psychologisch en emotioneel. En dat speelt een grote rol in het leven van Syriër, dat vaak meer door het hart dan door de ratio wordt geleid — in tegenstelling tot de Nederlandse nuchterheid.
Voor de “bevrijding“: wanhoop en verweesdheid
“Ik ben jaloers op de spijker, want er is hout dat hem omhelst en beschermt.”
Voor we het hebben over de recente bevrijding van Syrië, moeten we stilstaan bij een psychologische kernervaring die vaak over het hoofd wordt gezien in politieke analyses:
De meeste Syriër verkeerden de afgelopen jaren in totale wanhoop. Niet alleen politiek, maar existentiîl. Het gevoel dat het dictatoriale regime nooit zou vallen, dat het zelfs met hulp van Europese landen werd gerecycled, ondanks al zijn misdaden.
In Nederland en andere asiellanden drukte dit gevoel zwaar op de harten van Syriër. De oorlog had alles opgeslokt: huizen, steden, herinneringen — zelfs hoop.
Daarna kwam het andere gevoel: verweesdheid. Als vluchteling spreek ik namens velen: onze ervaringen waren niet individueel, maar collectief. We waren wezen in de diepste zin. Niet omdat onze vaders stierven, maar omdat ons vaderland verdween.
We spraken gebroken. We liepen gebroken. We zochten naar een schaduw, een handvol aarde om onze wortels in te planten.
Nederland werd gaandeweg meer dan een toevluchtsoord. Het werd een thuis, niet uit liefde, maar uit noodzaak. Wie zijn schaduw verliest, klampt zich vast aan elke muur.
Iedereen raakte overtuigd: ons land is verloren. Terugkeer werd vrijwel onmogelijk. Het volgen van de actualiteit, de politiek, zelfs de revolutie, leek zinloos. Men concentreerde zich op het opbouwen van een leven hier in Nederland.
Ook ik was geen uitzondering. Ik verbrak alle banden met het nieuws. Ik begon mijn leven rationeel op te bouwen, zorgde voor mijn kinderen, probeerde hen te behoeden voor de erfenis van mijn pijn.
En inderdaad, deze mentaliteitsverandering voltrok zich collectief.
Toch bleef er angst. Soms overdreven, soms ingebeeld: “Wat als ik opnieuw gedeporteerd word? Wat gebeurt er dan met mij?” De ergste last van ballingschap is misschien wel de onzekerheid. Geen enkele externe macht kan die wegnemen. Je weet nooit zeker of je hier mag blijven. Je bent en blijft de vreemde.
“Alsjeblieft, noem mijn naam niet… Als de politie ontdekt dat ik geen papieren heb, zetten ze me uit. En dan heb ik nergens om naartoe te gaan.”
Een zin uit een film, uitgesproken door een Syrische vluchteling in Europa.
Dat is geen uitzondering. Het is collectieve angst. Een paniektoestand die de meeste Syriër doorleefden.
“Als ik uit Nederland word gezet… waar moet ik dan naartoe? Geen thuisland. Geen regering. Geen ambassade. Niemand die me beschermt.”
De Syrische ambassades waren simpelweg verlengstukken van de geheime dienst. Het normale idee van een ambassade — een plek die haar burgers beschermt — bestond niet voor ons.
Ik zei altijd: wij zijn bloemblaadjes op het water, op zoek naar een handvol aarde om ons aan vast te klampen.
12 dagen… en een eeuwig gevoel van terugkeer
Toen gebeurde het. De bevrijding van Syrië, zoals men de laatste ontwikkelingen noemt.
Slechts 12 dagen. Maar genoeg om een psychologische omwenteling te veroorzaken die jaren omspant.
Na elf jaar in Nederland voelde ik een innerlijke reset. Alsof mijn ballingschap opnieuw geprogrammeerd werd. Syrië keert terug. Je hebt weer een thuisland. Je ontdekt dat je vader, van wie je dacht dat hij dood was, nog leeft en achter je staat, de overgang was abrupt: van wanhoop naar hoop. Van wees naar kind van het vaderland, als schrijver probeer ik afstand te houden van mijn emoties. Maar deze keer lukte het niet. En ik denk dat geen enkele Syriër dat kon.
De psychologische schok was rauw. De plotselinge terugkeer van het vaderland bracht existentiële vragen:
Keer ik terug? Kan ik iets bijdragen? Heeft mijn vaderland me alleen van binnenuit nodig?
En toen kwam de pijnlijke vraag:
Is een vaderland enkel te bouwen van binnenuit? Wat met de jaren die we van buitenaf aan de opbouw besteedden?
Onze opbouw van onszelf, ons succes vanuit het niets, is een overwinning voor onszelf, ons thuisland en het gastland.
Was dat allemaal voor niets?
En dan duikt die oude, gemene vraag op die je soms bij aankomst hoorde:
“Waarom bleef je daar niet om te vechten? Waarom kwam je hierheen?”
Een vraag die jouw leven en menselijkheid onderuithaalt. Alsof jouw bestaan een verraad is.
Hebben Syriër zich echt geïntegreerd in de Nederlandse samenleving?
Een aanvullende vraag op het bovenstaande. Al verdient die een eigen reeks artikelen, toch probeer ik het kort te houden.
Persoonlijk denk ik hier veel over na. En ik herinner me een interview met burgemeester Ahmed Aboutaleb op Al Jazeera, waarin hij opvallend vloeiend Arabisch sprak, met een poëtische toon die zijn verbondenheid liet zien.
Toen hem werd gevraagd of hij zich volledig geaccepteerd voelde in Nederland, antwoordde hij, zichtbaar aangedaan: ondanks alle functies die hij bekleedde, voelt hij nog steeds de behoefte zijn loyaliteit telkens opnieuw te bewijzen.
Ik dacht: als dít het gevoel is van Aboutaleb na vijftig jaar, wat moet ik dan voelen na tien bescheiden jaren in Nederland? Wat voelen nieuwkomers die nog geen burgemeester zijn?
Ondanks al mijn inspanningen en het netwerk waar ik trots op ben, kan ik niet zeggen dat ik dit gevoel heb overstegen. Integendeel. Bij het minste voorval komt het gevoel terug: je moet jezelf bewijzen. De samenleving legt een psychologische druk.
Ik zie het bij Syriër. De kring begint bij de wijk, breidt zich uit naar de stad en uiteindelijk het hele land.
Er is een waarheid die we moeten erkennen: de Syrische en Nederlandse mentaliteiten verschillen fundamenteel.
En volledige integratie is voor Syriër zeer moeilijk.
De Syriër leven vaak in het verleden, met trots op hun geschiedenis. Terwijl de Nederlander de toekomst leeft.
Voeg daaraan een religieuze overtuiging toe, en integratie wordt nog moeilijker.
Tegelijk moeten we ook zeggen: niet alle Nederlanders zijn even verwelkomend. Ondanks de warme harten en oprechte steun, is er een andere geesteshouding die maakt dat Syriër zich bekeken voelen.
Nederland is een complexe samenleving. Een samenleving die zich soms omgekeerd opent: aanvankelijk vriendelijk en eenvoudig, maar na verloop van tijd uiterst complex.
Zelfs de meest geïntegreerden blijven worstelen met het intellectuele ritme van deze maatschappij.
Een Egyptische vriend die al dertig jaar hier woont zei: “Ik voel me nog steeds niet volledig geïntegreerd.”
Ik begrijp hem volledig.
De Syrische balling, afkomstig uit een politiestaat, weet wat het betekent om bespied of politiek bestempeld te worden, die erfenis maakt het moeilijk om echt deel te nemen aan het openbare leven, uit angst voor misverstanden of sociale afwijzing. Velen vermijden politieke discussies, kiezen voor sociaal neutralisme, en dat vormt een onzichtbare barrière voor echte integratie.
De economische vluchteling? Nee, de verdreven ondernemer
Een groot misverstand in Europa: veel Syriër waren in het begin geen economische vluchtelingen. Ze waren ondernemers, vakmensen, werknemers met stabiele carrières, ik ken iemand die een fabriek met tientallen werknemers had, maar in Europa in de bijstand belandde.
Na de “bevrijding” en via sociale media kwam de terugkeergedachte weer op:
Wat als we terugkeren?
Eerst om onze huizen te herstellen. Maar vooral: om ons werk en onze dromen opnieuw op te bouwen.
Een vriend van me, uit een nabijgelegen dorp, besloot terug te gaan. Hij heeft samen met zijn vader en broers een fabriek. De fabriek is nog intact, en hij wil ze heropstarten. Hij is de oudste, hij voelt de verantwoordelijkheid.
Maar wat dan met het leven dat hij hier heeft opgebouwd?
Wat als je toekomst, opgebouwd met tranen en inzet, werd vernietigd door kogels en raketten?
En wat met zij die hun leven van nul heropbouwden? Is een mensenleven lang genoeg om driemaal opnieuw te beginnen?
Tot slot: een strijd zonder uitkomst
Terugkeer is geen beslissing. Het is een innerlijke strijd, de Syriër van nu kiest niet tussen twee landen. Hij leeft tussen twee pijnen:
De pijn van ballingschap waaraan hij gewend is geraakt, en de pijn van een vaderland dat hij zich niet meer zonder puin kan voorstellen.
Keren we terug omdat Syrië genezen is? Of omdat de ballingschap ons elke dag verder verteert?
Bouwen we aan ons land vanbinnen? Of waar het maar mogelijk is?
Hebben we het recht terug te keren, als overlevenden? Of is het overleven zelf al een vorm van verraad?
Vragen die vandaag niet beantwoord kunnen worden.
Maar wat ik zeker weet: de Syriër zijn niet langer zonder hoop…
Maar ze leven nu in een toestand van onzekerheid.
En daarin alleen al, schuilt het begin van een nieuw verhaal.
Beste Hasan,
Ik heb je verhaal gelezen; het raakte me.
Je schrijft met veel gevoel over je immigratie, als vluchteling en hoe je ingeburgerd bent geraakt in de plaats Olst in Salland.
Over wel of niet terugkeren naar Syrië 🇸🇾.
Hoe mensen soms makkelijk denken over terug keren. Ik vind het hartverscheurend hoe mensen kortzichtig hierover praten. Ook terugkeren zal moeilijkheden met zich meebrengen. In hoeverre ben je daar weer welkom?
Je stelt zelf vele vragen die heel relevant zijn. Ik lees graag jou verhalen om een andere kijk / perspectief te lezen om van te leren. Dank voor het delen van deze verhalen.
Anny Legebeke Klimaatburgemeester van Salland
Je geeft in dit verhaal heel gevoelig aan hoe dat voor de Syriër is in dit land.
Wij leven hier veilig in hoge welstand; hoe durf je dan een vluchteling zo gemakkelijk de deur te wijzen.