Toch is het evolutionair gezien bijzonder: tijdens het slapen zijn we allen kwetsbaar. Blijkbaar is de terugkerende periode van slaap nodig voor alle diersoorten. Anders zouden dieren die geen slaap nodig hebben al lang de dieren met een slaapbehoefte verdrongen hebben.
Lang is aangenomen dat het hele lichaam volledig in rust is tijdens de slaap. Niet alleen het lichaam, ook de hersenen zouden na een dag van activiteit behoefte hebben aan rust. Toen rond 1950 met de ontdekking van de EEG voor het eerst hersengolven gemeten konden worden, bleek echter door de vasthoudendheid van één persoon, dat de hersenen anders functioneerden dan ook veel wetenschappers in die tijd aannamen.
Er kwam veel geld beschikbaar om de werking van de hersenen overdag te bestuderen met behulp van de EEG. Voor het bestuderen van de hersenen ’s nachts was er geen geld. Eugene Aserinsky was in 1950 een arme student medicijnen. Hij accepteerde een slecht betaald baantje om te onderzoeken of een afname van de hersenactiviteit het begin van de slaap zou kunnen aankondigen. Talloze nachten heeft hij doorgebracht met dit onderzoek, zonder dat het tot duidelijke resultaten leidde.
Een jaar later zette Aserinsky zijn onderzoek voort, nu met zijn zoon Armond van acht als voornaamste proefpersoon. Toen ontdekte hij dat gedurende de nacht de hersenen meerdere periodes kennen van grote hersenactiviteit. Deze slaapfase is een periode, waarbij snelle oogbewegingen gepaard gaan met snelle hartslagen en meerdere andere veranderingen in het lichaam. Zijn ontdekking was belangrijk genoeg om de REM-slaapfase de ‘derde staat van zijn’ te noemen, naast het wakker zijn en de niet-REM-slaap. Eugene Aserinsky en zijn mentor, Nathaniel Kleitman, publiceerden hun bevindingen in 1953. In één klap werd Aserinsky hiermee van een arme student een over heel de wereld bekende slaaponderzoeker.
De REM slaap (rapid eye movement) komt later in de nacht in steeds langere periodes voor.
In de REM slaap zijn er lichamelijke veranderingen waar onderzoekers nog geen verklaring voor hebben, zoals een snellere hartslag en bij mannen een erectie, zonder dat dit tot een seksuele opwinding leidt. In zijn bestseller “Slaap” noemt Matthew Walker dit verschijnsel bij mannen en ook dat bij vrouwen nog onderzoek plaats vindt naar een vergelijkbare verandering tijdens de REM slaap.
In de REM slaap blijkt ook iedereen – ook degenen die zeggen niet te dromen – de meest kleurrijke en emotioneel geladen dromen te hebben. Ook daarover valt evolutionair veel te zeggen. Aangenomen wordt dat alle zoogdieren dromen. Maar welk voordeel hebben we evolutionair gezien door te gaan dromen? Theorieën daarover zijn er inmiddels genoeg.
Voor Freud diende de droom als een dekmantel, om de slaper een ongestoorde nacht te verschaffen, terwijl in het onbewuste allerlei complexen en verdrongen trauma’s rondspoken. Dromen vervlakken deze trauma’s tot verhaaltjes, zodat de slaper er niet van wakker schrikt. Voor Jung golden dromen als een compensatie: datgene waarvan je je nog niet bewust bent, word je in dromen aangereikt, zodat je een completer mens kunt worden. James Hillman gaat er van uit dat wij dromen om onze ziel ’s nachts te voeden met velerlei beelden.
Zelf blijf ik mij verwonderen over de vindingrijkheid waarmee dromen ons ’s nachts telkens weer nieuwe inzichten aanreiken.
Website Maarten van Rootselaar