Mijn opiniestuk over art. 21 van de Wet zorg en dwang (een procedure met absurde gesprekken met iemand met dementie) in de Volkskrant en deze site, heeft nogal wat opgeroepen. Het zwerft rond op sociale media, is honderden keren gedeeld en er is heel veel op gereageerd. De teneur van al die respons is herkenning. Herkenning bij mantelzorgers én bij zorgmedewerkers: ouderenartsen, verpleegkundigen, huisartsen en casemanagers dementie. Het zijn schrijnende verhalen. En het gaat echt al vele jaren zo dat er gesprekken worden gevoerd met mensen met dementie die niets van de gestelde vragen begrijpen.
De Nationale Ombudsman nam contact met me op. Ik kreeg van dit instituut een rapport toegestuurd, getiteld Borg de Zorg. Uit 2020. Daarin is dezelfde procedure onder de loep genomen. De verhalen die daarin staan komen ook nu, in 2024, nog steeds voor. Er is niets, maar dan ook niets veranderd. Elke dag weer ervaren mensen met dementie en hun naasten de ellende van die gesprekken. Dat moet stoppen. Ik kan u zeggen dat ik volop in de actiestand sta.
Wordt vervolgd.
Het radioprogramma Dijkstra en Evenblij Ter Plekke werd vorige week zondag toevallig uitgezonden vanuit het Holstohus in Olst. Een keur aan onderwerpen passeerde de revue. Ook ik mocht aanschuiven naar aanleiding van mijn Volkskrantartikel. Ik was gemotiveerd om via dit medium mijn verhaal te doen. Tegelijkertijd vond ik het ook spannend. Het onderwerp zit dicht onder mijn huid. Het helpt dat iemand van de redactie van het programma voortdurend contact met me houdt. Wel leuk om mee te maken hoe zo’n radioprogramma tot stand komt.
Ik stuur een redacteur de nodige informatie toe. Daarna belt ze me op met enkele aanvullende vragen. Op basis hiervan schrijft zij in feite het hele item al uit. De intro die door de presentatoren wordt voorgelezen, de vragen en wie welke vraag stelt én – tot mijn verrassing – ook de antwoorden. Opgetekend op grond van wat ik schriftelijk en mondeling allemaal heb gezegd. Ik krijg dat toegestuurd. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat ik tijdens het interview die antwoorden ga voorlezen. Ik mag antwoorden wat ik wil. En de interviewers mogen vragen wat ze willen, afhankelijk van het verloop van het gesprek. Dat alles toch eerst op schrift is gezet heeft, denk ik, twee redenen. Het gesprek zou 8 minuten duren. Ik liet de geprefabriceerde tekst door mijn computer voorlezen. Dat duurde ruim 7 minuten. De tweede reden: voor de interviewers is tevoren duidelijk wat er allemaal aan bod kan komen in het gesprek en dat hoeft niet noodzakelijkerwijs in de volgorde die op papier staat.
Deze werkwijze zou een mooie leidraad kunnen zijn voor een gesprek met iemand met dementie, waarbij getoetst moet worden of die persoon zich niet zal verzetten tegen opname in verpleeghuis. Er staat een stramien voor het gesprek op papier, er is een procedure. Maar de onderzoeker kijkt en luistert naar de persoon die hij/zij voor zich heeft. En laat het afvinken van hokjes alsjeblieft achterwege. Kijk en luister naar een mens. En doe dat als een mens.
Dat ik voor zoiets menselijks nog moet vechten.