Twee van de reisverhalen zijn fietstochten en daarvan gaat er een langs de Rijn. Ik deed dat dit voorjaar ook. En las daar het boek. Ik was ook in Darmstadt en Nierstein. En inderdaad: soms is het landschap langs de Rijn zó mooi dat het bijna niet meer mooi is.
Waarom reizen onzin is
De onzin van reizen zit ’m niet in de plekken zelf, maar in wat je onthoudt. Heinen en zijn vriendin mijden de toeristische hotspots. Ze zoeken liever het alledaagse: dorpen waar je normaal nooit afstapt, stadswijken die geen enkele gids noemt. Dat zijn de verhalen die beklijven.
De diepere reden – interpreteer ik Heinen – waarom reizen volgens hem onzin is: je onthoudt toch niet de werkelijkheid. Wat blijft hangen zijn de foto’s die je maakt en de verhalen die je er later zelf omheen bouwt. Dan blader je door oude reisfoto’s en herinner je je dat plaatje en niet per se met hoe het écht was. Roos Vonk (Mijn ego heeft altijd gelijk) en Malcolm Gladwell (Blink) schrijven daarover dat je onbewuste het verhaal maakt, jouw bewuste volgt braaf. En omdat je denkt dat je zelf de regie hebt, klopt het altijd.
Taal als reis op zich
Wat Reizen is onzin vooral onweerstaanbaar maakt, is Heinen’s taal. Hij is een taalvirtuoos, een opvolger van Kees van Kooten. Waar Van Kooten ballet danste met taal, maakt Heinen pirouettes.
Zo omschrijft hij de inrichting van een pizzeria dat iemand er zijn Vespa zomaar ín een restaurant heeft geparkeerd. Dat doen, ze die Italianen, let er maar eens op. Of waarom je in hemelesnaam uit eten gaat met stadsgenoten die je toevallig in China tegenkomt, waar je in Utreceht nooit mee uit eten zou gaan en daar wel. Met vooral de vraag: hoe ontmoeten we elkaar straks? Gaan we zoenen? Huggen? Hand geven?
Neem zijn ruziescène: hij loopt “woedend weg zonder om te kijken – behalve dan dat hij af en toe omkijkt of ze hem wel volgt.” Of zijn beschrijving van een dorp dat “in zoverre op Rome leek dat het precies het tegenovergestelde was.” Het geluk dat je voor het museum had moeten reserveren, zodat ze er niet in konden. Op z’n Van Kooten’s: “het op een slapen zetten”.
Kortom: een prachtboek. Voor mee te nemen op reis.