De verkeerde boom op de verkeerde plek
Vaak worden bomen gekozen op basis van kwantiteit – wie plant er de meeste – in plaats van kwaliteit. Politici en beheerders willen aantallen halen, maar vergeten dat de omstandigheden in bebouwd gebied, al helemaal in stedelijk gebied extreem zijn: hitte, droogte, beperkte wortelruimte en luchtvervuiling. Als een soort daar niet tegen bestand is, gaat hij simpelweg dood.
Daar komt bij dat het sortiment vaak beperkt is tot een handvol populaire soorten. Dat maakt het bomenbestand kwetsbaar. Eén ziekte of plaag kan een hele stad decimeren – denk aan de iepziekte of de Aziatische boktor, die honderden boomsoorten kan aantasten.
Wetenschap wordt te weinig benut
Er is veel wetenschappelijke kennis beschikbaar over welke soorten het wél goed doen in de stad, maar die bereikt beleidsmakers en ontwerpers nauwelijks. Naslagwerken spreken elkaar tegen, terwijl wetenschappelijke data laten zien welke bomen droogtebestendig zijn, welke juist in natte bodems gedijen en welke variatie risico’s spreidt. Toch wordt daar in de praktijk weinig mee gedaan.
Wat werkt wel?
Een gezonde stadsboom vraagt om:
- Soortenkeuze op basis van standplaats: bijvoorbeeld droogtetolerante soorten bij stenige pleinen.
- Meer variatie: niet alleen inheemse soorten, maar een mix die bestand is tegen ziektes en plagen.
- Kennisgestuurde selectie: gebruik maken van onderzoeksdata, niet alleen van verouderde bomenboeken.
- Focus op lange termijn: niet kijken naar hoe een boom er bij aanplant uitziet, maar naar hoe hij zich over honderd jaar ontwikkelt.
Conclusie
Steden hebben bomen hard nodig: voor schaduw, luchtkwaliteit, biodiversiteit en een leefbare omgeving. Maar zolang we vooral mikken op aantallen, blijft een groot deel van die investeringen verloren gaan. Slimme, wetenschappelijk onderbouwde boomkeuze is de sleutel. Alleen dan groeien jonge aanplantingen uit tot volwassen stadsbomen die echt het verschil maken.