Zonne-energie was deze maand de grootste bron en zorgde voor ruim twee vijfde van de duurzame productie. In mei scheen de zon wat minder dan normaal. Het KNMI telde 199 zonuren waar dat er normaal 218 zijn.
Toch was het de eerste maand dit jaar dat zon de hoofdleverancier is. Biomassa kwam op de tweede plek, op de voet gevolgd door windenergie. Gezamenlijk produceerden deze twee ongeveer de helft van de hernieuwbare energie. Omdat het relatief warm was, speelden warmtepompen, in tegenstelling tot voorgaande maanden, een zeer bescheiden rol.
(Lees verder onder afbeeldingen)
Vaker negatieve prijzen
Het aantal uren met negatieve prijzen ligt al fors hoger dan vorig jaar. Op zulke momenten produceren de molens en panelen meer dan wordt gebruikt en kan worden geëxporteerd. Nu kiezen producenten vaak noodgedwongen om de molens stil te zetten of panelen af te schakelen om op die manier te voorkomen dat men moet betalen om stroom te leveren.
(Lees verder onder afbeelding)
Gebrekkige data
De omvang van het afschakelen is nog lastig precies te bepalen. Met name de data van de windmolens op land en die van zonnepanelen zijn slecht beschikbaar. Voor wind op zee zijn er wel meetgegevens en dat betekent dat Energieopwek voor die vorm van hernieuwbare energie afschakelen wel meeneemt. Energieopwek/EnTranCe werkt aan modellen om dit ook voor wind-op-land en zon goed in beeld te krijgen. Op basis van voorlopige modellen is de schatting dat in mei zo’n 10 procent van het productiepotentieel van beiden niet is gebruikt. Dat is ongeveer 400 GWh. Ter vergelijking, het totale stroomverbruik van Nederland is ongeveer 300 GWh per dag.
Er is dus een flink deel van de beschikbare hernieuwbare energie niet geoogst. Idealiter zou deze stroom moeten worden benut. Dat kan door de stroomvraag beter af te stemmen op het aanbod, maar ook door investeringen in batterijen, power-to-heat en elektrolysers. Dit komt echter maar mondjesmaat tot stand. De vraag is wanneer het rendabel wordt en investeringen in deze technologieën een vlucht zullen nemen.
Aandeel duurzame stroom ruim 60 procent
Het aandeel duurzaam opgewekte stroom kwam in mei uit op 61 procent tegen 58 procent dezelfde maand vorig jaar. Hierbij is het effect van afschakelen buiten beschouwing gelaten.
Op basis van de gegevens uit de voorlopige modellen zou het aandeel op 56,5 procent uitkomen. Dat is net zoveel als mei vorig jaar, eveneens gecorrigeerd voor afschakelen.
(Lees verder onder afbeelding)
In het Klimaatakkoord is afgesproken dat in 2030 gemiddeld 70 procent van de stroom hernieuwbaar moet zijn. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) gaat er van uit dat 85 procent haalbaar is.
LET OP: Energie en stroom verschillen
Hernieuwbare stroom is slechts een deel van de totale hernieuwbare energie. Het finale energiegebruik in Nederland bestaat uit drie onderdelen; warmte, 55 procent (vooral gebouwen en industrie), transport, 25 procent (vooral wegverkeer en vliegverkeer) en stroomverbruik, 20 procent.
Door elektrificatie van de industrie, vervoer, koken en verwarmen zal het aandeel elektriciteit groeien. Het PBL berekent dat dit in 2030 ongeveer uitkomt op 24 procent van het finale gebruik.
Energieopwek wordt onderdeel van NED.NL
Energieopwek.nl is sinds maart onderdeel van het Nationaal Energie Dashboard. (NED.nl). NED is ontwikkeld door Gasunie en Tennet. Energieopwek laat actueel zien wat er in Nederland aan duurzame energie wordt opgewekt. Dit gebeurt in samenwerking met EnTranCe van de Hanzehogeschool Groningen.
Op Energieopwek zijn alle erkende vormen van hernieuwbare opwekking te volgen. De site heeft tot doel een feitelijk beeld te geven van waar Nederland staat bij de verduurzaming.
NED gaat zich ontwikkelen tot de plek waar de relevante energiedata van het hele energiesysteem te vinden zijn. In de loop van dit jaar wordt Energieopwek een integraal onderdeel van NED.