Ik was een kind toen ik de eerste oorlogsverhalen van mijn vader hoorde. Geen heldendaden, maar losse brokstukken, alsof hij het niet in één adem kon dragen. Hij was twintig toen hij in 1943 naar Duitsland moest – de Arbeitseinsatz. Twee jaar later kwam hij lopend terug. Zijn opa zei alleen nuchter: “Zo mien jong, bej d’r weer.” alsof hij even weg was geweest om boodschappen doen.
Binnen zag hij het tafelkleed van zijn moeder: ooit rood en groen, nu grauw. Voor hem werd dat kleed het symbool van de oorlog – niet de bommen of de honger, maar het langzaam verdwijnen van kleur.
Hij kon nooit meer eten weggooien. Als wij onze borden niet leegaten, schoof hij de restjes naar zich toe. “Zonde,” zei hij. Honger verteert nooit helemaal.
Jaren later deed ik mee aan een onderzoek naar kinderen van oorlogsslachtoffers. Ik vertelde dat ik de oorlog kende van zwart-witfoto’s en de verhalen van mijn vader. Pas later begreep ik dat alles in kleur was geweest, maar zwart-wit klopte beter. Het hield afstand en het maakte het “van vroeger” en draaglijk.
Oorlogen zijn er en blijven komen helaas.. Nieuwe generaties zien hun eigen tafelkleed langzaam verbleken. Misschien is dat wat we leren: leven met de verbleking. Niet hopen op felle kleuren, maar lachen en feest vieren waar het kan.
Want zelfs vervaagde kleuren vertellen nog een verhaal — zacht, maar blijvend.
Website Proper Art

© Proper Art/ Stichting Hier in Salland






