Voor mijn coronaprik moest ik opdraven in een Sallandse sporthal, zo’n enorme ruimte waar alles galmt; een plek waar het altijd naar gymzweet ruikt. Bij de inschrijftafel zat een GGD-medewerkster met een lijst
“Geboortedatum alstublieft,” zei ze.
Ik noemde ’m.
Ze stopte met typen. Haar vinger bleef halverwege hangen en ze staarde mij aan. Keek naar het scherm. Toen weer naar mij. En ze begon… te trillen.
“Eh… … hier staat… dat u… overleden bent,” piepte ze, terwijl haar handen nu zo trilden dat de muis protesterend over het tafelblad schoot.
Ik knipperde verbaasd. “O… echt? Dat is nieuw voor mij. Ik ben er toch echt zei ik lachend.
Ze kreeg een kleur alsof ze persoonlijk verantwoordelijk was voor mijn voortijdige overlijden. “Wacht even, ik… ik ga dit uitzoeken,” stamelde ze, waarna ze een telefoon greep alsof het een paniekknop was. “Ja… hallo… ik heb hier iemand staan die… nou ja… volgens het systeem… dood is… maar zij staat hier dus… levend…”
Na wat gestamel, geknik en herhaald fluisteren, hing ze op. Ze haalde diep adem, herpakte zichzelf en zei : “Ik ga dit uitzoeken. U mag in de prikrij plaatsnemen”
En zo liep ik – herrezen, administratief opnieuw geboren – naar mijn coronaprik. De sporthal voelde ineens bijna heilig. Niet iedereen krijgt tenslotte in één middag een vaccin én een wederopstanding cadeau.
Website Proper Art

© Proper Art/ Stichting Hier in Salland






