Onbewust zie ik het tuinleven toch als een Nieuw Sociaal Contract. Ik (mens) hang vetbolletjes op, strooi broodkruimels, laat bladafval slingeren en faciliteer rommelige plekjes waar gewroet en gescholen kan worden door beestjes in wier aard dat ligt. Vogels mogen de aanwezige takken benutten. In ruil daarvoor verwacht ik dat er af en toe eekhoorntjes poseren, pimpelmezen aan acrobatiek doen bij de pindasnoeren en dat de heggenmussen zelfs bij rotweer vrolijk zitten te keten in de beukenhaag. Als we allemaal een beetje ons best doen, in alle redelijkheid, houden we het leefbaar voor elkaar.
Sociaal contract? Ze hebben niks ondertekend natuurlijk en er zitten er tussen…
Gisteren was ik getuige van een aantal nare achtervolgingsscènes. De dader was steeds dezelfde zwarte merel, het slachtoffer een andere merel, zwaar gehavend. Uit zijn verentooi stak één witte veder veer en her en der had hij witte vlekken. Dons, dacht ik eerst, want hij was lelijk toegetakeld door zijn vijand. Op zijn rug was zelfs een kale plek met roze vel te zien. Naar, ik schreef het al.
Die arme, aangepikte merel had het nog niet helemaal opgegeven. Zodra hij even met rust werd gelaten, begon hij te grutten in de buurt van de composthoop, maar het foerageren duurde nooit lang, dan kwam die andere weer met vernieuwde haat aanvliegen. Een bemiddelende rol zag ik voor mijzelf niet weggelegd. Het zal wel zo horen, hè, territoriumdrift, het broedseizoen nadert…
Wel deed ik vluchtig onderzoek (zoekterm ‘merel, agressief rotbeest’). Zo kwam ik bij het mooie woord ‘leucisme’, een genetisch gebrek aan pigmentatie. Daarnaast zijn kunnen witte veren een ouderdomsverschijnsel zijn. Dus was ik nou getuige van een generatieconflict (en ‘ageism’), was het een andere vorm van discriminatie, of gewoon, de natuur?
Ik kan het niet navragen, want vanochtend was het vrede in de tuin. Kunst, ik zag geen merels meer. Voor die gewonde heb ik weinig hoop. En die etterbak gaat vast een prachtig gezinnetje voor me stichten dit voorjaar.
Website Dagklad







