Vanochtend verbeeldde ik me ik dat genezen was: alle uitzaaiingen als bij toverslag terug in hun hok; ik bezat twee noeste longen die geen twijfel kenden en me zelfs in de grafietwolken van Harsco zonder haperen van zuurstof zouden voorzien.
De dagen daarvoor was het een ander verhaal. Die longen zwoegden en zwoegden dag en nacht voor me maar het effect bleef uit. Zolang ik niks deed ging het net, maar vier stappen de kamer in en ik vreesde om te zullen vallen. Ik sliep niet meer. Verloor soms de moed. Mijn onvolprezen huisarts verzon een list: een heen-en-weertje Isala Zwolle, en daar aan de drain. ‘s Avonds weer thuis.
We hadden al afgesproken dat een vriend ons zou brengen, maar toen we belden om de afspraak te bevestigen, bleek er voorzien te zijn in een ambulance. Ja maar…?!?
Het bleek geen luxe. Ze klapten de brancard uit en ik verzamelde moed voor de benodigde drie stappen. ‘Meneer’, ik krijg het al benauwd als ik naar u kijk’ zei de chauffeur. De monitoren gaven hem later gelijk en anders wel mijn bezwete rug en angstige ogen. Met een zuurstofslangetje in de neus ging het beter.
De jonge vrouw ging naast mij zitten om haar administratie bij te werken, Ik gaf een beknopte toelichting. Je zou denken dat ze bij hun werk hun dagelijkse portie leed wel krijgen, maar haar ogen schoten onthutst van het papier naar mijn gezicht en terug naar het papier. Ze was ontdaan. Ze vond het niet eerlijk. Wij waren al zes weken bezig ons wrede lot te verwerken; haar leek het vol te raken, zonder verdoving. En daarna stelde ze precies de juiste, inlevende vragen.
De ingreep zelf viel enorm mee. Het slangetje werd ingebracht en de linkerlong plaste zich leeg met een braaf straaltje, zonder enige hapering of gesputter. Na anderhalf uur zat er 2,2 liter rose-rood pleuravocht in de opvangzak en ik mocht naar de ambulance.
Onderweg hoestte ik nog steeds – een nieuwe, droge, niet te onderdrukken Kalasjnikov-hoest, die niet kon verhinderen dat het gesprek opbloeide. De bijrijder kende de omgeving goed, al woonde hij nu elders. ‘Ga hier eens rechtsaf’ zei hij tegen de verbaasde chauffeur, waarop hij een route improviseerde langs hem dierbare plekken.
Bij Windesheim en Herxen ging het over landweggetjes en achterafpaadjes. Wanneer ik ze herkende, besefte ik dat mij een laatste kans werd geboden ze te zien. Idem voor de laatste kilometers langs de IJssel-dijk. Wat een toegift!
Vanochtend werd ik wakker met zin in de dingen. Dit zou geen doorkomdag worden. En zo kan het gebeuren dat hier na Uitgeklad ineens een nieuw stukje verschijnt.
(Natuurlijk had ik mijn krachten lelijk overschat en heus, er is geen wonderbaarlijke genezing opgetreden, maar goh, wat was ik blij met het herkregen elan!)

Website Dagklad
Ach Marius, ik heb je nooit gekend.
Maar wat heb ik genoten van een van je laatste reisjes, waar in je ons mee nam.
Neltje,