Gisteren zat bij mijn trio willekeurige ochtendkranten een Trouw, met in de rubriek Natuurdagboek een stukje vol wetenswaardigheden over de ijsvogel. Geen zwaargewicht, die ijsvogel, want de tweeduizend broedpaartjes in Nederland wegen samen 130 kilo. Dus reken maar uit (of lees gewoon verder).
Er is één ijsvogel op 4500 Nederlanders (een soort die het getalsmatig prima doet). Zelf heb ik hier maar één keer een ijsv beschrijft een druilige dag in relatie met ijsvogels.ogel gezien, vorig jaar. Daarover zo.
Wij plachten (ja, plachten! Nederlanders plachten meer te plegen, maar dat is nog geen reden om zo’n woord dan gelijk maar helemaal te cancelen) wij plachten door Twente te wandelen met reisgidsjes waarin de samenstellers ons bij ieder beekje of riviertje lekker maakten met de vermelding dat zíj daar een ijsvogeltje hadden gezien, een geluk dat óns nooit gegeven was. Het werd een soort ‘running gag’/ vaste wandelgrap: bij een gênant moment of een andere uitglijder redden we ons uit de situatie door wild een willekeurige richting op te wijzen onder het extatisch uitroepen van ‘Kijk, een ijsvogeltje!’
Mijn enige echte Nederlandse ijsvogel was in januari ’22. Het was het soort grauwe, druilerige, overbodige dag waar deze tijd van het jaar zo goed in is. De zon houdt niet eens de schijn op er wat van te willen maken. Tussen ochtendschemering en avondschemering zitten schamele uren gewone schemering. Als het droog is, miezert het toch een beetje en als het regent word je niet echt nat. Zulke regen mist ook de ware motivatie. Kort na het opstaan waren we al vergeten waarom we ook weer ons bed uit plegen/plachten te komen. In een poging de lamlendigheid te verdrijven begonnen we aan een plachtplichtmatig wandelingetje.
Landgoed De Gelder voelde de stemming goed aan. Bomen en struiken lieten alles hangen en druipen, eventuele vogels gaven geen teken van leven. We namen een doorsteekje via een greppel naar de wetering en volgden de lange, rechte oever. Het wateroppervlak had voor de gelegenheid een schutkleur aangenomen – wolkengrijs en voor kabbelende golfjes kon het de fut niet opbrengen. Wij konden daar wel inkomen en sjokten ongeïnspireerd verder. En toen was daar (als een racistische projectie op de Erasmusbrug) die felle blauwe lichtstreep, vanuit het grijze niets. Een straaljagertje van 35 gram! Om het goed te zien (witte wangetjes incluis) ging het veel te snel, maar het voelde als een mirakel, een teken van Hogerhand.
Nadien hebben we er nooit meer een gezien, maar deze pakken ze ons niet meer af. Het was een uniek moment. Hoewel… Dat visioen toen we (chagrijnig!) wandelden bij Sliabh Bhiofain agus Gharbhrois mag er ook wezen.
Bron: Dagklad