Tijdens mijn jeugd in de 50er/ 60er jaren waren wij een keurig katholiek gezin: Vader, moeder, mijn 1 jaar jonger zusje en ik. Iedere zondag naar de kerk, soms zelfs ook nog ’s avonds naar het “Lof”, dat geheel volgens de toenmalige regels leefde. Ik mocht altijd wel met heidense vriendjes spelen, maar niet met mijn gereformeerde vriend en ouders mee op vakantie, omdat ik dan naar een verkeerde kerk gesleept zou kunnen worden.
Uiteraard was ik misdienaar, op een gegeven moment zelfs in de parochiekerk en in het klooster waar ik op school zat.
Iedere vrijdag moest je je opofferen en vasten. Er mocht dan geen vlees gegeten worden en in plaats daarvan kwam vis op tafel, wat ik nooit als een opoffering heb ervaren. Nog steeds ben ik een groot liefhebber van vis. Volgens onze plaatselijke visartiest Henri Roescher is de vrijdag nog altijd een topdag in de visverkoop. Mijn ouders zijn inderdaad ook altijd vis blijven eten op die dag. Tijdens de vastenperiode mocht nooit vlees gegeten worden.
Ik ben opgegroeid in Amersfoort waar geen carnaval gevierd werd. Het begin van de vasten was voor mij dan ook altijd Aswoensdag, wanneer je naar de kerk ging en dan een askruisje op je voorhoofd kreeg. Later deed ik dat vaak zelf door een natte vinger door de asbak van mijn vader te halen en aan mijn voorhoofd af te vegen.
Tijdens de 40 vastendagen mocht je doordeweeks niet snoepen. Alle snoep die je kreeg moest je dan in je vastentrommel doen. In het weekend mocht je het dan opeten. Volgens mij hadden heel veel kinderen toen maagkrampen.
Mijn zus was minder gelovig dan ik en wilde op een gegeven moment doordeweeks uit haar trommel gaan eten. Ik heb haar toen gewaarschuwd dat God daar ontzettend kwaad over zou worden.
Eigenwijs als ze was pakte ze toch haar trommel en maakte hem open. Ik stond doodsangsten uit en dacht dat de hemel zou openbreken en de donder en bliksem op ons zou neerslaan, maar er gebeurde niets. Toen ben ik ook maar aan het kanen geslagen.
Toen ik een jaar of 15 was ben ik vraagtekens gaan zetten bij deze regels. Mijn vader hield graag van een borreltje en een kapelaan van onze parochie ook. Die kwam dus iedere woensdagavond op huisbezoek, ook tijdens de vasten.
Volgens mij werd er nooit over godsdienstige zaken gesproken maar over politiek en voetbal. Soms smaakten de borrels zo goed dat ik de kapelaan in zijn auto naar de pastorie moest brengen (terwijl ik nog geen rijbewijs had). Een keer heb ik zelfs de huishoudster moeten wakker maken om de kapelaan samen met haar hem naar binnen te slepen. Deze kapelaan kwam trouwens uit Salland! Waarschijnlijk is toen mijn liefde voor deze regio ontstaan.
Ja, toen was vasten nog echt wat!
Lees hier het artikel over de actie ‘Salland Vast’