Het festivallandschap piept en kraakt
De Vries, eigenaar Sprekersbureau Quality Bookings en Eventbureau.nl, houdt op LinkedIn een vurig pleidooi voor herbezinning. Te veel festivals worden volgens hem gebouwd op de wankele basis van dure line-ups, voorspelbare foodtrucks en publiek dat vooral voor de selfie komt. De ziel is zoek, zegt hij, en als we zo doorgaan, resteert er straks alleen een DJ met een USB-stick in een loods vol boomers.
Zijn alternatieven? Kleinere festivals, concept boven content, live-ervaring boven voorgeprogrammeerde beats, lokale producten boven wereldse middle-of-the-road menu’s. “Het festival is niet dood,” stelt hij, “hij wacht alleen op zijn reïncarnatie.”
Telgenkamp: “Er zijn ook veel open deuren”
Rob Telgenkamp, sinds 1990 actief in het festivalwezen en eigenaar van Dauwpop, herkent zich – eveneens op LinkedIn – deels in de analyse van De Vries. “Er zitten opmerkingen bij die hout snijden,” zegt hij. “Maar ook wel wat open deuren en history repeating.”
Wat volgens Telgenkamp zwaar weegt, zijn de torenhoge kosten van acts. “Daar kan ik wel een boom over opzetten.” En hij zou zijn crew met liefde beter betalen, “maar dan zou er netto meer moeten overblijven”. Het zijn de bekende marges in de sector die steeds dunner worden. Intussen voegt Dauwpop wél innovaties toe: het is het enige festival met een papieren drinkbeker. “Breed geaccepteerd door het publiek, maar telkens weer een strijd met overheden. “Als we dan toch bezig zijn: ook graag iemand op beleidsniveau die echt verstand heeft van de idiotie van plastic.”
Van dag naar beleving: de route die Dauwpop inslaat
Opvallend is dat Dauwpop zich na corona heeft getransformeerd van een ééndaags naar een meerdaags festival met camping. “Het gaat traag, maar we zijn op de goede creatieve weg,” aldus Telgenkamp. Daarmee sluit hij aan bij de roep om een totaalbeleving: value for money, een verhaal, een gemeenschapservaring. Precies waar De Vries ook voor pleit.
Salland als testgebied voor de toekomst
Met Dauwpop in Hellendoorn en Ribs & Blues in Raalte vormt Salland een interessante casus. Beide festivals zijn geworteld in hun streek en community. Juist daarom kunnen ze mogelijk het alternatief bieden voor de geïndustrialiseerde festivals die nu omvallen. Hier is nog ruimte voor sfeer, identiteit en lokale verbinding.
Als festivals willen overleven, moeten ze zich losmaken van de logica van meer, groter, duurder. Ze moeten durven kiezen voor minder voorspelbaar, meer lokaal, meer bezield. In die zin is de toekomst van het festival misschien wel te vinden op de plekken waar het ooit begon: in de modder, bij een kampvuur, tussen mensen die komen voor het geheel – niet voor de headliner.
Of zoals Telgenkamp besluit: “Het is de kunst om de totaalbeleving aan te bieden. Daar zijn we hard mee bezig.”
En misschien is dat precies wat nodig is. Geen reïncarnatie, maar een terugkeer naar de oorsprong. Met Salland als voorhoede.