Een vrouw zit bij haar vijver. Ze geniet van de lente, het frisse groene blad, de bloesem, de madeliefjes en paardenbloemen stralend tussen het gras. In de vijver enkele goudwindes, net uit de modder, op zoek naar zon.
Onverwacht kikkergekwaak. Eerst voorzichtig en schor. Daarna helderder. De kikker springt op de kant. Als hij de dames heeft gespot, zet hij luid het lokkende kwaaklied in. Tot vreugde van de vrouw. De dames worden uit hun winterslaap gewekt en binnen enkele minuten hoort ze een groot a capella kikkerkoor.
De levensenergie zweeft voelbaar over het water. Voor de vrouw is de lente nu echt begonnen en ook bij haar gaat de energie stromen. Haar fantasiewereld opent zich. Zij kust de kikker. Die verandert in een prins. In de lentezon vraagt hij haar ten huwelijk. Ze moet erom lachen. Zingend en energiek gaat zij de dag in.
’s Avonds in bed kan ze de slaap niet vatten, want dezelfde kikkers kwaken vol energie door. Na lang draaien sluit ze geïrriteerd het raam en valt in slaap. Of ze over kikkers en een prins droomt moeten we raden.
Als ze in de vroege ochtend een duik neemt in de Kolk, wordt ze verwelkomd door een kikker aan de rand van het water. Verbaasd pakt ze het beestje op. Ze ziet een glimlach. Zal ze? Zal ze hem kussen? Gelooft ze in sprookjes? Ze geeft hem een kus en tevreden kwakend springt hij de kolk in.
Gelukkig… want ze heeft voldoende aan één prins.
