Doof
Ze is doof. Dat maak ik op uit haar monotoon spreken en haar ongecontroleerd luide stem. Al mijn pijlen trek ik in, rol ze op en steek ze in mijn zak. Ik betrap mezelf erop dat ik altijd gewapend rondloop. Ik observeer, en zie veel tekens waarvan ik er enkele herken. Dit is niet de officiële gebarentaal. Blijkbaar is ze met haar dochter. Ze raakt haar moeder aan als ze iets wil zeggen. Het schouwspel maakt mij rustig en werkt ontwapenend op mij.
Gedreven door nieuwsgierigheid wil ik met haar een praatje maken. In een supermarkt is normaal gesproken iedereen haastig, zou ik het dan wel proberen? Traag loop ik met mijn boodschappenmandje in hun richting. Ik heb gelukkig nog alle afslagen voor mij: van conserven tot gedroogde vruchten. De moeder kijkt mij aan en vraagt luid maar vriendelijk “Zoekt u iets?” De dochter vertaalt, omdat ze weet dat haar moeder het leuk vindt om nieuwe mensen te ontmoeten en in iedereen geïnteresseerd is. Boodschappen doen is voor haar een gezellig uitstapje. Op haar dertigste is ze doof geworden, doordat het paard steigerde. Blijkbaar door het wegvallen van het geluid glipte ook de zekerheid uit haar vingers, alsof de wereld om haar heen zich terugtrekt in stilte.
Ineens zingt ze een lied, puur en trefzeker. De dochter gebaart haar om wat minder luid te zingen. Moeder knikt, haar ogen spreken boekdelen, en wendt haar blik af. Vol overgave blijft ze doorzingen.
Veerle Koch
