In ‘Weg van de Natuur’, met de ondertitel ‘over de grote ontworteling’, filosofeert Vuyk richting zijn voorstel het leven met de natuur als een leuk spelletje te zien, via een diepgravende analyse hoe we zo verschrikkelijk bij de natuur zijn weggeraakt. We zijn zo verdwaald in onze relatie met de natuur, dat we proberen die natuur onze wil op te leggen. We roven de aarde leeg aan grondstoffen, besmeuren grond, water en lucht en misbruiken dieren voor eigen gewin.
Hoe hebben we het voor elkaar gekregen ons zelf zo in het pak te naaien? Nou, omdat we helemaal niet in staat zijn onszelf te bedwingen. We zeggen van onszelf dat we sociale wezens zijn. Maar dat is volgens Vuyk een misvatting. We zijn sociaal binnen onze eigen bubbel, maar zijn slechts beperkt in staat daarbuiten ook sociaal te zijn. Liever doen we de grenzen dicht en beperken ons tot de woonwijk waar we horen.
Eigenlijk zijn we een destructief soort dier. We ontwerpen een auto, perfectioneren die in kwaliteit en snelheid, en denken dan pas aan onze eigen veiligheid wat leidt tot kooiconstructies en gordels. We voeren serieus discussie of supermarkten in dorpen doodmakende sigaretten moeten blijven kunnen verkopen ten behoeve van de leefbaarheid in de regio. We spuiten gif op ons eten.
We zijn niet zo goed in zelfreflectie, ziet Vuyk. Als we ons zelf een spiegel voorhouden in de vorm van een selfie, bedenken we apps die ons er beter uit laten zien. Kortom: we kunnen eigenlijk helemaal niet omgaan met onszelf.
Met dank aan reclame hebben we onszelf leren consumeren, willen we steeds meer. Er waren tijden dat we tevreden waren met onze rol in de zuil waar we toe behoorden. Maar die zuil is veranderd in een ‘ik’ die er alles aan doet zich te onderscheiden van de rest. We kopen kleren die we niet nodig hebben, we eten voedsel dat we niet nodig hebben, we bouwen huizen waarin we ons terugtrekken, we vermijden contact als we van A naar B gaan door de auto te pakken.
De natuur speelt daarin allemaal geen rol. Die gebruiken we hooguit om er zondag een stukje in te wandelen. Volgens Vuyk is die afstand tot de natuur ook het gevolg van de dood die per definitie bij natuur past. Wij mensen, proberen die dood juist ten koste van veel (niet tijdens het leven, maar aan het eind ervan) buiten de deur te houden. De IK wil niet dood!
Vuyk onderscheidt 1: onze strijd tegen de natuur; 2: leven met de natuur waarbij we natuur mishandelen (zoals de agro-industrie dat doet); 3: leven met de natuur waarbij de natuur altijd voor gaat (zoals bij inheemse volken nog gebeurt). Nummer 4 is zijn voorstel er een spel van de maken. Een eerlijk spel met een maatje dat je ook de winst gunt. Vuyk beseft ook dat je dat vandaag de dag niet moet zeggen in een politiek spectrum waar de ‘ik’ groter is dan ooit, maar aan de andere kant, zegt Vuyk, het is er op of er onder voor de mens.
Een spelletje samen met de natuur, betekent wat Vuyk betreft ook een andere verhouding tot de dood. Zonder dood geen leven. Hij stelt daarom voor dat de geneeskunde werk maakt van een waardige dood. Wat hem betreft is een waardige dood een essentieel onderdeel van het leven, van een leven mét de natuur.