In een droomcursus komt een van de deelnemers, een vrouw van ongeveer 60, met de volgende droom:
“Ik sta stil voor een rotonde, die één afslag heeft. Ik durf de rotonde niet op. Achter mij voel ik iets groots, zwarts dat mij angst inboezemt. Toch durf ik niet verder te gaan.”
Ik vraag haar de droom in te gaan en op de plek van de ik-figuur in de droom te gaan staan. Dan vraag ik haar om innerlijk contact te maken met het zwart achter haar. Ik vraag haar of ze weet wie of wat het is. Ze heeft geen idee.
Dan vraag ik haar van die plek in de droom weg te stappen en op de plek achter de dromer te gaan staan, waar het zwart is. Met enige aarzeling doet ze dat. Ik vraag haar wie of wat ze is. Ze heeft geen idee. Ik vraag haar of er op die plaats een woord of zin bij haar op komt. Stilte. Dan vraag ik haar of er een beweging hoort bij het zwart wie zij is.
Zonder aarzeling maakt ze een beweging: zij doet haar twee handen voor haar borst en duwt haar handen zacht naar voren. Dan weet ze ineens ook waar het zwart voor staat. Het is haar vader, waar ze – toen hij nog leefde – een moeizame relatie mee had.
In de droom spoort hij haar liefdevol aan om tot een keuze te komen en de rotonde op te gaan. Alleen kon zij dat vanuit haar eigen beeld van haar vader niet zien, ook niet in de droom.
Met dit inzicht stapt ze terug op de plek van de dromer en gaat zij blij de rotonde op.
Met het inzicht uit deze droom kan zij met nieuwe ogen naar haar vader kijken, die al vele jaren terug was overleden. Het is één van de ingangen om een droom te onderzoeken: dat je kijkt naar de anderen die in jouw droom jou iets willen zeggen. Maar is dit dan iets wat in jouw eigen bewustzijn zich afspeelt, of is (de energie van) haar vader werkelijk in haar droom aan haar verschenen?
Die vraag blijft onbeantwoord. In ieder geval werkte de droom helend in de relatie met haar vader, ook al is hij al overleden.
Website Maarten van Rootselaar