Een knotwilg met zijn takken heeft een biodivers voordeel omdat takken en bladeren schuil- en nestplaatsen bieden voor vogels, insecten en kleine zoogdieren.
Een knotwilg zonder takken heeft voor andere dieren weer zo zijn voordeel. Zo kunnen insecten overwinteren in de bast of op het dode hout. Ook uilen vinden daar hun beschermde plekje.
Knotwilgen zijn ooit ontstaan vanwege ‘hakhout’. Van de stammen kun je brandhout maken, dat was vroeger essentieel op het platteland. Omdat de wilg snel groeit, had je er voortdurend hout van. Kleinere takken werden gebruikt als riezebessem, de veegbezem die Hennie de Heks gebruikt om te vliegen, maar waar de boerin het voorhuis en de boer zijn stal mee schoon veegde.
Door dat traditionele gebruik werd de knotwilg uiteindelijk een landschapselement. Het snoeien van de knotwilg heeft daarmee zijn derde reden: in stand houden van zo kenmerkende landschapselementen.
Je kunt er ook voor kiezen de knotwilg níet te snoeien, maar dan zal de boom op enig moment scheuren. In de natuur, waar een boom de ruimte heeft, is dat niet erg.
Maar daar waar de mens ook zijn bewegingsvrijheid wil hebben, komt veiligheid ook in het geding.