Dit is de laatste aflevering in de serie ‘ventilatie op scholen’, gemaakt door studenten van de school voor journalistiek Windesheim. De serie is gemaakt in verband met corona en het eventuele besmettingsgevaar op scholen in verband met de kwaliteit van de ventilatie. Lees hier de eerder geplaatste artikelen.
Door Sam Blom, Job Mol en Bart Sollman
Maandagmiddag, 12.00 uur. De bel gaat. Het is lunchtijd. De leerlingen pakken snel hun spullen in en haasten zich naar de kantine. Ans, docent geschiedenis, pakt zuchtend haar lunchpakket uit haar tas. Ze is wel toe aan een pauze, uitgeput na een intense ochtend. De kinderen uit de eerste klas op het gymnasium in Kopenhagen waar ze werkt, waren met geen mogelijkheid aan het werk te krijgen. Sowieso klagen de meeste docenten al tijden over slecht geconcentreerde leerlingen. Terwijl over de gang een stroom leerlingen zich richting de kantine begeeft, loopt er een rilling over Ans’ rug. Ze zet de verwarming nog een klein stukje hoger en doet de ramen dicht.
Deze fictieve scène lijkt op elke willekeurige middelbare school in Denemarken, daar een gymnasium genoemd, en op elke willekeurige maandag voor te kunnen komen. En dat klopt misschien ook wel. Waar Ans de neiging zou kunnen hebben om de schuld van haar onrustige klas neer te leggen bij de kinderen, de ouders of wellicht zelfs bij haarzelf, kan de oorzaak van het moeilijke gedrag van haar klas ook ergens anders liggen. In een ander artikel (hyperlink!) beschreven we al hoe belangrijk een goed binnenklimaat is op scholen en welke gevolgen dat kan hebben op het gedrag, de concentratie en de leerprestaties van kinderen. In Nederland (hyperlink!) kennen we grote problemen op het gebied van ventilatie in scholen. Daarom is het ook goed om eens over de grens te kijken, om te onderzoeken hoe de landen om ons heen het geregeld hebben en wat we daarvan kunnen leren. In dit artikel kijken we naar Denemarken, een land dat bewijst dat het gras ergens anders niet altijd groener is.
Voordat we dieper in de situatie in Denemarken kunnen duiken, is het goed om eerst even te kijken naar hoe het schoolsysteem in Denemarken werkt. Daar zitten namelijk wat verschillen in, ten opzichte van hoe het in Nederland geregeld is. Waar je in ons land bijvoorbeeld tot je twaalfde op de basisschool zit, is dat in Denemarken tot je vijftiende. Denen gaan daarna slechts drie jaar naar het gymnasium, vergelijkbaar met de middelbare school in Nederland. Als we dus spreken over de middelbare scholen in Denemarken, gaat dat dus slechts over de leeftijdsgroep van vijftien tot en met achttien jaar.
Verschillen en overeenkomsten
Als we ons dan gaan focussen op de ventilatie op deze gymnasia, zijn er op het gebied van de wetgeving een paar significante verschillen tussen Nederland en Denemarken, maar ook een paar overeenkomsten. Om deze met elkaar te vergelijken, gebruiken we één van de belangrijkste criteria als het gaat om binnenklimaat, namelijk het CO2-gehalte in de binnenlucht. In Denemarken mag dit CO2-gehalte niet hoger zijn dan 1000 parts per million (ppm). Dat betekent dus dat van de miljoen luchtdeeltjes er duizend CO2-deeltjes mogen zijn. In Nederland ligt die grens volgens het laatste Bouwbesluit uit 2012 ook op 1000 ppm. Op het eerste gezicht lijkt daar dus geen verschil in te zitten tussen beide landen.
CO2-concentratie nieuwe gebouwen | ppm (parts per million) |
Nederland (na 2012) | 1000 |
Denemarken (na 2010) | 1000 |
Dat vertelt echter niet het hele verhaal. Het maximum van 1000 ppm geldt in Nederland alleen voor gebouwen die ná het laatste Bouwbesluit uit 2012 zijn gebouwd of volledig zijn gerenoveerd. Gebouwen die al bestonden voordat het laatste Bouwbesluit uit 2012 in werking trad, mogen nog steeds een maximum van 1200 ppm aanhouden.
Net zoals in Nederland, geldt de grens van 1000 ppm voor Denemarken ook alleen voor nieuwe gebouwen. Waar in Nederland voor al bestaande gebouwen in ieder geval nog een bovengrens van 1200 ppm geldt omdat dat al sinds 1995 in het Bouwbesluit staat, is er in Denemarken voor deze gebouwen helemaal geen bovengrens. Schoolgebouwen die gebouwd zijn vóórdat de huidige regels in werking traden, in 2010, hoeven dus aan geen enkele eis hoeven te voldoen met betrekking tot het CO2-gehalte. Dat betekent dus dat als dat Ans uit Denemarken in een schoolgebouw werkt uit 2005, die aan geen enkele eis omtrent ventilatie hoeft te voldoen. Had Ans op een Nederlandse school gewerkt in een gebouw uit 2005, had deze in ieder geval nog aan de eis van 1200 ppm moeten voldoen.
Maximale CO2-concentratie in oude gebouwen | ppm (parts per million) |
Nederland (1995-2012) | 1200 |
Denemarken (voor 2010) | – |
Het feit dat de wat oudere schoolgebouwen nog niet aan de huidige ventilatie-eisen in Denemarken hoeven te voldoen, kan ervoor zorgen dat scholen zich minder geroepen voelen om prioriteit te geven aan een goed binnenklimaat. Peter Weitzmann, een Deense expert op het gebied van binnenklimaat en werkzaam bij de NCC, een Deens bedrijf dat zich bezighoudt met het bouwen van onder andere scholen, beaamt dat. “Iedereen weet dat het een goed idee is om geld te investeren in goede ventilatie, maar het wordt altijd weer uit het project gehaald omdat het te duur is en ze het geld liever steken in andere zaken.”
Waar komt het geld vandaan?
Maar hoe valt dit probleem op te lossen? Om daar een idee over te kunnen geven, is het goed om te weten waar het budget van scholen in Denemarken vandaan komt. “Daarin bestaat er een verschil tussen publieke en private scholen”, legt Christian Anker Hviid uit. Hij is professor op de Technische Universiteit Denemarken (DTU) op de afdeling Civil Engineering, dat zich bezighoudt met het ontwerpen en het bouwen van infrastructuur. “De publieke scholen krijgen hun budget van de politiek. In Denemarken worden de scholen bestuurd door de gemeentes, dus de gemeenteraad beslist hoeveel geld de scholen krijgen en waar dat geld aan besteed wordt. Dit geldt niet voor de private scholen. Zij worden voor ongeveer tweederde gefinancierd door het publiek, oftewel de mensen, en voor een derde door de ouders. De private scholen kunnen zelf beslissen waar ze hun geld voor gebruiken.”
Nu we weten waar het geld vandaan komt, kunnen we gaan kijken waar precies het probleem ligt. In het geval van de publieke scholen is dat volgens Hviid duidelijk. Aangezien het budget van de publieke scholen gefinancierd wordt door de gemeente en de gemeenteraad beslist waar dat geld aan besteed wordt, moet het probleem van onvoldoende ventilatie daar gezocht worden. Hviid: “Ventilatie is vaak verbonden aan een totale make-over van de school. Politieke mensen steken liever het geld in een complete make-over van een enkele school, dan dat ze elke school een beetje geld geven voor ventilatie. Een complete make-over is namelijk een veel mooier plaatje om over te brengen aan het publiek.”
Voor private scholen gaat deze ballon dus niet op, omdat zij niet worden gefinancierd door de gemeente en dus hun eigen keuzes kunnen maken. Toch kiezen zij er ook vaak voor om hun budget aan andere zaken te besteden dan aan goede ventilatie. Volgens Weitzmann komt dat niet door bijvoorbeeld een gebrek aan geld, maar door een gebrek aan bewustzijn over de problemen die scholen hebben met ventilatie en de impact van deze problemen. “Ze missen vaak het inzicht, weten vaak niet eens dat ze een slecht binnenklimaat hebben.”
“Op scholen weten ze niet wat er mis is”
Peter Weitzmann
Weitzmann spreekt hier ook uit eigen ervaring. De afgelopen tien jaar is hij als lid van het bestuur nauw betrokken geweest bij de renovatie van de Byens Skole in Kopenhagen. Dit is een Deense basisschool, waarop kinderen dus vanaf de kleuterklas tot hun vijftiende op zitten. Omdat het een privéschool is, konden zij hun eigen budget besteden op de manier waarop zij het wilden, zonder dat ze afhankelijk waren van de gemeente. Als expert op het gebied van ventilatie wilde Weitzmann dat er dan ook aandacht werd besteed op zijn school om de ventilatie op orde te krijgen. Uiteindelijk wist hij zijn mede-bestuursleden te overtuigen van het belang van de ventilatie, maar dat ging niet vanzelf. “Iedereen vroeg: ‘waarom?’ Dat is het probleem. Op veel scholen weten ze niet wat er mis is.” De oorzaak van de onrustige klas van Ans wordt vaak, ook door Ans zelf, gezocht bij de leerlingen, de ouders of de docent. Niemand linkt die onrust en het slechte concentratieniveau aan een slecht binnenklimaat, terwijl dat wel degelijk een grote oorzaak kan zijn.
Concluderend kunnen we zeggen dat ook Denemarken nog veel problemen kent op het gebied van binnenklimaat. De prioriteiten liggen te vaak bij andere zaken dan ventilatie, of deze prioriteiten nou bepaald worden door de (lokale) politiek of de scholen zelf. Als er al genoeg aandacht besteed wordt aan ventilatie, gebeurt dat vaak alleen bij het bouwen van een nieuw schoolgebouw of een totale make-over van een bestaand schoolgebouw. Dat wordt ingegeven door het feit dat de eisen voor ventilatie alleen opgevolgd moeten worden bij zo’n totale make-over of een geheel nieuw gebouw. Dat maakt de noodzaak minder om in schoolgebouwen die verder niet gerenoveerd worden, ventilatie te implementeren. De wettelijke prikkel is klaarblijkelijk nodig om scholen en gemeentes te bewegen om prioriteit te geven aan ventilatie in schoolgebouwen. Deze problemen lijken veel op de problemen die in Nederland spelen op dit gebied. Er is voor zowel Denemarken als Nederland nog een hele wereld te winnen, en voor beide landen is dat overwegend dezelfde wereld. Zolang dat besef niet neerdaalt, zal Juf Ans nog lang last hebben van een onrustige klas.