Wit goud, maar wel een groene woestijn, door regionale organisaties die de zuivelindustrie aanjagen. Het zijn diezelfde organisaties die ook nu een essentiële rol spelen in de discussie over de landbouwtransitie. Want dat witte goud, dat is waar die ‘erfbetreders’ hun geld mee verdienen. En dat mag wat schade berokkenen: de groene woestijn. Ook wel grasfalt genoemd: snel groeiend Engels raaigras waarin de kruiden doodgespoten worden.
Het promotieonderzoek van Plantinga is uitgebracht als boek: Wit goud, groene woestijn.
Mooi voorbeeld van die regionale organisaties en hun invloed is het onderzoek dat projectbureau Stimuland recent het daglicht liet zien, met als ondertoon dat je boeren nodig hebt om het platteland leefbaar te houden. Opdrachtgever van dat onderzoek is de zuivelindustrie. Als je inzoomt op dat onderzoek blijkt dat boeren zelf vinden dat ze essentieel zijn voor de leefbaarheid op het platteland, wat natuurlijk heel wat anders is dan dat ze ook echt daarvoor nodig zijn. Een hoogleraar als professor doctorandus Dirk Strijker stelt bijvoorbeeld dat dat helemaal niet zo is. Die zegt letterlijk dat de leefbaarheid van het platteland heus niet verloren is zonder boeren.
Plantinga is de ontwikkeling van het boerenbedrijf in Friesland langsgelopen vanaf de tweede wereldoorlog en kan niet anders dan tot de conclusie komen dan dat de zuivelindustrie ook het landschap van Friesland naar de knoppen heeft geholpen. Alleen is de milieu-impact onzichtbaar. Het gras is immers nog steeds groen. En het water zit onder de grond. De verkaveling en dien ten gevolge het verdwijnen van zandpaden en hagen herinneren we ons niet meer. Dat het spoelwater van melktanks gewoon geloosd werd, dat het grondwater naar beneden gehaald werd, dat we mest gingen injecteren, dat de machines groter zijn geworden… allemaal om meer wit goud uit de koe te melken. In ruil voor een groene woestijn.