Adellijke families zijn grootgrondbezitters. Hun kastelen hebben vaak statige tuinen en lanen, maar aan de vensters van boerderijen in de omtrek kun je zien dat veel boerderijen ook tot het landgoed behoren. Ook havezaten en spiekers hebben vaak veel grond, maar de eigenaren zijn dan minder vaak adellijk, het zijn geregeld welgestelden uit de stad met een buitenplaats.
(tekst gaat verder onder de foto)
De bewoners van deze buitenplaatsen hadden en hebben veel invloed op het platteland, hoe er geboerd wordt, of de buitenplaats met zijn lanen, paden en bossen recreatief toegankelijk is, er is en was zelfs invloed op de infrastructuur.
Interessant om er eens in te duiken, vond Gerrit van Oosterom. Hij schreef er het proefschrift ‘Boeren op de buitenplaats’ over. Dat werd zo’n lijvig onderzoek dat uitgeverij Noordboek er een prachtig boek van uitgebracht heeft. Het boek gaat vooral over boeren op de buitenplaatsen van het Amstelland, zo een beetje tussen Amsterdam en Utrecht, maar wat Van Oosterom in zijn onderzoek ophaalt, is ook te vertalen naar hier in Salland, waar we bijvoorbeeld rondom Olst, Wijhe, Heino, Schoonheten en Dalfsen diverse buitenplaatsen hebben, van kasteel tot ‘bescheiden’ spieker.
Een proefschrift kent een onderzoeksvraag. Voor Van Oosterom werd dat: Welke rol speelde de landbouw in de riviergebonden buitenplaatscultuur van het Amstelland en hoe manifesteerde dit zich in de sociale verhoudingen tussen eigenaar en pachtboer, het economisch belang en de ruimtelijke inpassing van landbouw op de buitenplaats?
(tekst gaat verder onder de foto)
Het is interessant te lezen hoe bewoners van buitenplaatsen tegen landbouw aankeken: vaak stedelingen waarbij het hebben van een ‘buiten’ ook deels imago was en waar culturele aspecten zeker van belang waren. Maar er moest ook geld verdiend worden, dus werden boerderijen verpacht. Die combi heeft er in het Amstelland, maar net zo goed in Salland, toe geleid dat de buitenplaatsen een aangelegde structuur gekregen hebben, niet alleen voor de hoofdwoning (of dat nu kasteel of spieker was) zelf, maar eigenlijk voor het hele grondbezit inclusief de pachtboerderijen. En omdat het culturele aspect daarbij vroeger ook een belangrijke rol speelde, zijn deze gronden nu nog steeds zoals ze vroeger waren.
Van Oosterom heeft een minutieus onderzoek gedaan naar bewaard gebleven koopovereenkomsten, huurcontracten en wat dies meer zij. Hij trekt daaruit vooral zijn conclusies hoe het vroeger er aan toe gegaan moet zijn. Ik denk dat het ook interessant is die lijn door te trekken en te kijken naar welke gevolgen dat nu nog heeft, vooral ook omdat landbouw op dit moment in het centrum van de belangstelling staat.
(tekst gaat verder onder de foto)
Eigenaren van buitenplaatsen deden vroeger niet mee aan ruilverkaveling. Dat zou de structuur van hun zorgvuldig opgebouwde grondbezit dwarsbomen, daarnaast hadden ze ‘de grond’ al aan huis, het was niet zo verkaveld.
Omdat het culturele aspect ook meespeelde en meespeelt is de natuurlijke cultuurhistorie op de landgoederen ook altijd ‘een dingetje’ geweest en zijn de eigenaren niet gebogen voor schaalvergrotings-adviezen van de Rabobank, die vernietigend bleken voor het platteland, maar dus niet op de landgoederen. Je kunt je geld ook verdienen met handel in hout.
Ook vandaag de dag is het een zegen tussen de pachtboerderijen door op landgoederen te lopen. Je ziet er veel minder tot geen eindeloze maïsvelden om het enorme overschot aan vee te voeren. Niet zelden pachten biologische boeren daar hun grond en op een uitzondering na stimuleren de grondbezitters hun pachters ook natuurinclusief te boeren.
Dat de landheren destijds macht hadden zie je aan de loop van het Overijssels Kanaal, dat wilde Bentinck niet over zijn kasteel Schoonheten hebben, en het station van Heino ligt zo ver buiten het centrum omdat de Spoorwegen geen toestemming kregen over Den Alerdinck te gaan.
(tekst gaat verder onder de foto)
Ze zullen vroeger best wel eens vervloekt zijn, ‘die rijke lui die de boel op slot zetten’, net als nu ‘de paardenbak-generatie’ die huizen op het platteland opkoopt en dan tegen iedere uitbreiding is, maar wat moeten we de buitenplaatsen dankbaar zijn om de mooie recreatieve functie die zij bewaard hebben, de cultuurhistorische elementen die ze behouden hebben, de zandpaden die ze niet verhard hebben en het natuurinclusieve boeren dat ze stimuleren. Beter dan de uitgestrekte maïsvelden en raaigrasweilanden.