‘Tjoeke tjoeke tjoeke, daar komt de trein weer aan. Mag die in jouw mondje rijden?’ We doen er heel wat voor om kinderen aan het eten te krijgen. Moet ook wel met die voorgemalen olvarit -puree-prut vol smaakmakers waar kinderen gek op zijn. Dat kun je niet je hele leven naar binnen slurpen. Op enig moment moet je zelf kauwen.
Hoe mooi is het als je van meet af aan vrolijk wordt van eten. Niet met tegenzin die prak weer naar binnen werken, maar lol hebben van wat er op tafel staat. Daar helpt het boek ‘Elke week bloemen op je bord’ meer dan een beetje bij. Anna Koster maakt op die manier van eten een feest: ‘fleur je eten op’ is haar devies.
Maar hoe dan? Hoe regel je iedere week bloemen op je bord? Kun je dat dan ook eten?
Ja, bloemen zijn hartstikke lekker. De meeste kun je gewoon goed eten. En ze zijn gezond ook. Veel, maar dan ook heel veel beter dan de laffe supermarktgroente waar alleen de supermarkt maar beter van wordt. (Zouden we bij de wielerploeg van Jumbo groente uit eigen supermarkt eten? Ik durf het te betwijfelen.)
Toen ik ‘Elke week bloemen op je bord’ voor de eerste keer opensloeg, zo ergens midden in, was de eerste zin die ik las ‘onkruid bestaat niet’. Daarmee was de toon wel gezet. Want onkruid bestaat ook helemaal niet. Er is ooit een monnik geweest die (uit naam van God?) verschil tussen kruiden en onkruiden gemaakt heeft. De man is nooit heilig verklaard en heeft ook geen nageslacht, dus we kunnen best van die rotstreek van hem af: onkruid bestaat niet. Er staat soms wel eens een plantje op een plek waar je hem liever niet hebt, maar daarmee is dat plantje nog geen onkruid. Misschien moet je de schuld eerder bij jezelf zoeken.
Goed, ik dwaal wat af, dus blader even verder in ‘Elke week bloemen op je bord’.
Man, wat je allemaal kunt eten! Zo maar een paar voorbeelden: geranium, paardenbloem, lavendel, bieslook, begonia, kamerlinde, madeliefjes, teunisbloem, orchidee, viooltjes… hoe gezellig is dat op je bord?