“In het huidige zorgsysteem zitten grote blinde vlekken. Alles draait om het individu of sterker nog: om één orgaan of een klein stukje van je lichaam”, vertelt Jo Caris. “Iemand die bij de huisarts komt met hoofd- of buikpijn, krijgt al snel medicijnen voorgeschreven, of een doorverwijzing naar de specialist. Maar wáár komt die hoofdpijn of buikpijn vandaan? Het kan stress zijn, omdat iemand zijn baan is kwijtgeraakt. Of zich eenzaam voelt. Dan kun je een pilletje geven, maar daar los je het onderliggende probleem niet mee op. We hebben sociale vraagstukken veel te veel gemedicaliseerd.”
Jo vergelijkt het met scheikunde. Binnen die wetenschap is het al eeuwenlang vanzelfsprekend: verander de omgeving waaraan elementen worden blootgesteld, of de manier waarop ze met elkaar verbonden zijn en je krijgt een compleet andere samenstelling, met andere kenmerken. Twee waterstofatomen en een zuurstofatoom vormen water met heel andere eigenschappen dan die van waterstof en zuurstof. Bij de mens is dat niet anders: in een andere context doen we andere dingen en dat heeft invloed op ons welbevinden.
“Door naar elkaar te kijken en de mogelijkheden te zien, ontstaat er begrip”
De kracht van de gemeenschap
Gelukkig dringt het besef dat het ook anders kan op steeds meer plekken door. Zo zijn verschillende gemeenten sinds een aantal jaar aan de slag met de zogenoemde ‘sociale benadering’ van dementie. Bij deze aanpak wordt een groep gevormd rondom iemand met dementie. Het zijn vrienden, familieleden of mensen uit de buurt. Bewust geen zorgprofessionals dus. Zij helpen bij activiteiten als het huishouden of boodschappen doen. Samen met de persoon met dementie. De positieve effecten zijn groot, vertelt Jo. “Je neemt de dementie er niet mee weg, maar beïnvloedt wel de beleving. Van vertrouwen in eigen kunnen tot het gevoel hebben erbij te horen: over de hele linie zien we verbetering.”
“Dit is niks nieuws, maar het is iets wat we in onze Westerse samenleving zijn kwijtgeraakt”
Ook vanuit een financieel perspectief biedt deze benadering voordelen. Het leidt ertoe dat mensen gemiddeld acht maanden later naar een verpleeghuis gaan. “Alleen al in de stad Den Bosch bijvoorbeeld gaat het om negentig mensen. Reken maar uit: je bespaart zestig jaar aan verpleeghuiskosten.”
Elkaar zien
Niet alleen de mensen met dementie vinden dat hun leven verbetert door de sociale benadering, ook de mensen om hen heen. Kortom, de hele gemeenschap wordt er beter van. Volgens Jo komt dit doordat er meer onderling begrip ontstaat. “In onze samenleving ligt de focus zo sterk op de medische diagnose. Daardoor ontstaan aan beide kanten onzekerheden. En juist die onzekerheden kunnen de beleving van een aandoening of ziekte verergeren. Maar door naar elkaar te kijken en de mogelijkheden te zien, ontstaat er begrip. Als iemand voortdurend de stand kwijtraakt op de tennisbaan, wordt daar in een dementievriendelijke gemeenschap heel anders mee omgegaan.”
“Ik ben er voor je”
Met meer dan dertig jaar ervaring in de zorg, weet Jo hoe groot de kracht van medemenselijkheid is. Zo was hij betrokken bij een project waar mensen telefonisch terecht konden met zorgvragen. Het piekmoment van de telefoonlijn was ‘s avonds, tussen 22.00 en 24.00 uur. Het overgrote deel van de bellers: jonge ouders en alleenstaande ouderen. “Beide groepen hadden moeite met de avond en het ingaan van de nacht. We hebben toen telefonisten de instructies gegeven om tegen bellers te zeggen: ‘Ik ben hier de hele nacht voor je als er iets is’. Dat ene zinnetje zorgde voor een daling in het aantal telefoontjes. Simpelweg omdat mensen het gevoel hadden niet alleen te zijn.” Naar dat gevoel, dat er iemand voor je is, moeten we toe: “Dit is feitelijk niks nieuws, maar het is iets wat we in onze westerse samenleving zijn kwijtgeraakt.”
Voor elkaar zorgen
“Het is ook heel westers om iemand zielig te vinden”, gaat Jo verder. Er wordt al snel de nadruk gelegd op wat iemand niet (meer) kan en we nemen alles van die persoon over. “De leider van een inheemse stam vertelde mij ooit dat wanneer iemand uit zijn gemeenschap slecht ter been is, niemand deze persoon helpt met oversteken. In plaats daarvan wacht de rest van de gemeenschap geduldig aan de andere kant van de straat en moedigen ze iemand aan om zelf en in eigen tempo over te steken.”
“Wat wij zorg noemen, is vaak geen gezondheidszorg, maar ‘voor elkaar zorgen’, een stukje medemenselijkheid”
In een samenleving waar de nadruk op efficiëntie en productiviteit ligt, wordt dit gezien als verspilling van tijd. En binnen het zorgsysteem dus als onmogelijk. Toch zijn er voorbeelden te vinden waar het anders gaat. De directeur van een verpleeghuis merkte dat één van zijn verpleegkundigen veel stress had. Zij moest elke dag om 15.00 uur naar huis. Dan kwamen de kinderen uit school, er moest huiswerk gemaakt worden, gekookt worden, gegeten worden … Ondertussen had ze het gevoel overal tekort te schieten. De oplossing: de kinderen kwamen na school naar het verpleeghuis. Terwijl de verpleegkundige rustig haar werk kon afronden, maakten de kinderen temidden van de bewoners hun huiswerk. Ook de partner schoof na werktijd aan – en het complete gezin at mee in het verpleeghuis. Zonder zelf te hoeven koken. De stress verdween, er ontstond verbinding tussen verschillende generaties en er werd voor elkaar gezorgd.
Van recht op zorg naar zorgen voor elkaar
Dat zorgen voor elkaar zijn we verleerd, benadrukt Jo nog maar eens. In plaats daarvan hebben we het continu over ‘recht op zorg’. Dat hangt samen met specialisering naar onderdelen en met juridisering in bijvoorbeeld verzekeringspolissen met ‘recht op’. “We plakken overal labels op. Hele groepen kinderen krijgen het label ADHD en daarmee ‘recht’ op Ritalin, of iets vergelijkbaars. Ik ben begonnen in de jeugdzorg, daar werden kinderen die nu dit label zouden krijgen naar de boer gestuurd, waar ze lekker buiten en actief aan de slag konden. Door de context te veranderen, beïnvloedt je de persoon en daarmee de aandoening.”
De ‘recht op zorg’-mentaliteit leidt volgens Jo tot een verschuiving in de interpretatie wat zorg eigenlijk is: “Neem een onderwerp als menstruatie-armoede. Er worden discussies gevoerd of menstruatieproducten vergoed moeten worden vanuit de zorgverzekering. Natuurlijk is het goed dat we zorg hebben verzekerd, maar dit is geen gezondheidszorg. Dit is ‘voor elkaar zorgen’.” Met een buurthuis waar menstruatieproducten te verkrijgen zijn, het ophangen van menstruatiekastjes waar deze producten te verkrijgen zijn of het kopen van de producten voor iemand van wie je weet dat die het nodig heeft, brengen we de medemenselijkheid terug.
‘Weer voor elkaar zorgen’, daar kan iedereen mee aan de slag, stelt Jo. Daar hoef je geen arts voor te zijn. Voor een ieder die het gevoel heeft een drempel over te moeten, heeft hij een aantal tips:
- Doe het samen. Want vele handen maken echt licht werk. Als iedereen in de buurt af en toe boodschappen doet voor iemand die hulp kan gebruiken, is het makkelijker vol te houden.
- Zoek naar neutrale zinnen om contact te maken. Wat jij voor onkruid aanziet in een tuin, zijn voor de ander geliefde brandnetels. Met “Goedemorgen, hoe gaat het?” of “Kan ik iets voor je doen?” zit je goed.
- Juist de kleine contactmomentjes zijn goud waard. Iets simpels als ‘Mag ik iets vragen?’ kan iemand aanmoedigen contact te maken en een verhaal te delen.
Wil je vaker verhalen lezen over hoe we weer voor elkaar kunnen zorgen? Schrijf je in voor de MaatschapWij nieuwsbrief en mis niks. Je krijgt er ook nog het laatste e-magazine gratis bij cadeau.
Bron: MaatschapWij