We fietsen langs het kanaal naar Deventer als Diny Heidenrijk plotseling een aardappalveld ziet, vol in de bloei. Het doet haar denken aan vroeger toen ze bij opa en opoe logeerde en de aardappels zelf van het land mocht halen.
Door Diny Heidenrijk
Tjonge jonge wat zijn die kleine futen alweer gegroeid vergeleken met een paar weken geleden. Toen zaten ze nog bij moeders op de rug maar nu zwemmen ze als halfwas futen rond en zijn al zelfstandig op zoek naar eten. Een mensenkind doet er jaren over om volwassen te worden maar vogels doen het binnen een seizoen…
We komen langs een akker met koren. Ik blijf dat een prachtig gezicht vinden. De wind laat de korenaren golven en het doet me denken aan een deinende zee. En kijk daar staan warempel ook wat korenbloemen. Bij een boerderij lopen pauwen rondom een bult begroeid met gras. Eentje staat te pronken met z’n staartveren wijd gespreid en de zon doet de kleuren fel oplichten. Ja, ja, je bent wel mooi!
Een eind verder staan de aardappels in bloei. Die boer komt er de winter wel mee door. Wijzelf kunnen haast niet wachten in de zomer tot de eerste Opperdoezen weer te krijgen zijn. Met een beetje mosterd en verse peultjes erbij is dat smullen! Ons Nederlands menu bestaat vaak uit aardappels met groente en een stukje vis of vlees. In het buitenland echter is de aardappel een groente. Eigenlijk is dat ook niet zo raar want ze behoren tot de familie van de nachtschade net als de tomaat en de paprika.
Vroeger logeerde ik wel eens bij mijn opa en opoe die buitenaf woonden en ook aardappels voor eigen gebruik verbouwden. Dan vroeg opa of ik meeging om een maaltje aardappels te rooien. Hij liep met de greep voorop en ik er achteraan naar het land achter het huis, langs de hooiberg, onder de perenboom door en achter het kippenhok. Opa stak de greep in het zand, trok een plant omhoog en schudde flink zodat het zand en de aardappels eraf vielen. Ik mocht dan de piepers verzamelen in de emmer. Daarna liepen we naar de pomp die ik mocht aanzwengelen en opa boende met een oude klomp de aardappels in het water. Zo lieten de meeste schilletjes al los en hoefde opoe alleen nog te pitten. Het smaakte heerlijk met grote bonen (tuinbonen) die we samen dopten en als toetje de frambozen en rode bessen die ik zelf had geplukt. Zelfvoorzienend en puur natuur, je wist hoe het groeide en waar het vandaan kwam.
Met deze herinneringen fietsen we verder…