Het lijkt of we niet zonder innerlijke verdeeldheid kunnen. En te blijven. Het enerzijds-anderzijds, dit-zijn maar ook dat-zijn, ik wil hier zijn maar ook daar. Iets wel willen en niet willen. Ons ego heeft die verdeeldheid nodig om zich overeind te houden en daarbij is het zich afzetten een stevige steunpilaar. In het ik-ben-niet-jij en ik-ben-nog-niet-af, vindt het zijn bestaansrecht. Elke eenduidige definitie beperkt en maakt het denkbeeldige eigen gebied kleiner. En dat willen we niet.
Dat is de dubbelheid van het ego. Het wil her- en erkend worden in zijn eigenheid, volstrekt uniek en bijzonder zijn. En tegelijk wil het, tenminste in potentie, al het andere zijn. Al zal het zich er vervolgens weer krampachtig tegen verzetten om met ‘dat andere’ geïdentificeerd te worden. Etcetera.
Zo willen we iets wat onmogelijk is: een omkaderde identiteit die tegelijk onbegrensd is. Daarmee voeden we een dubbele angst: om vastgezet/gevangen te worden èn om te verdwijnen, op te lossen. En zo bewegen we in een eeuwigdurend heen-en-weer tussen veiligheid en vrijheid, tussen vertrouwd comfort en spannend avontuur, tussen ‘het is nu eenmaal zo’ en ‘stel dat…’ In die beweging vindt het ego zijn adrenaline en onderhoudt het de illusie dat je werkelijk lééft, of zou kúnnen leven als je er maar de kans toe kreeg of er de moed voor had.
In werkelijkheid draai je zo zinloze rondjes en kom je geen cm vooruit. Tegelijk kiezen we in onze praktijk van alledag, in ons praktisch handelen en communicatie met anderen, meestal voor één pool, één kant van de balans. Dan zeggen we bv. dat we monogaam zijn, christen, GroenLinkser, van bruin brood houden. En we verdedigen dat zonodig te vuur en te zwaard.
Door een standpunt in te nemen en daarnaar te handelen, al is het maar tijdelijk, doen we nieuwe ervaringen op en groeien we. Maar in ons hoofd, in ons hart, in onze lendenen is er altijd een kleine stem die dat standpunt en dat gedrag relativeert en het fluisterend bestempelt als een ‘voorlopig’. Het is nooit (helemaal) goed en nooit (helemaal) genoeg. Vaak komt die stem via ziektes of andere aandoeningen aan de oppervlakte…
Dat ego lijkt een harde kern te hebben. Als we echter de diepte in gaan, komen we vaak uit in een lege ruimte, in kernloosheid.
Bij mijzelf gebeurt dat vaak in vakanties, als ik uit mijn dagelijkse patroon en leefomgeving stap. Mijn geheugen wordt nog slechter dan het al is, mijn concentratie- en oriëntatie vermogen neemt zienderogen af. Ik word daar bang van en mijn interne dialogen worden nog intensiever dan ze al zijn; mijn gedachten lijken in zo’n eerste vakantieweek wel op hol te slaan. In plaats van me over te geven aan die leegte wil mijn ego controle houden. Er ontstaat een conflict waardoor de persoon – want we zijn méér dan een ego- niet tot rust komt. Inmiddels heb ik ontdekt dat mijn ego dat conflict broodnodig heeft, want het is zich drommels goed bewust dat het bij echte rust en stilte ophoudt te bestaan.
En wij, wij hebben ons geïdentificeerd met dat strijdende en immer bewegende ego. We zijn gaan denken dat het ego het centrum is van, ja, ons hele mens-zijn omvat. We raken eraan gewend om onze eeuwigdurende rusteloosheid te verdragen – ons denken dat voortdurend alle kanten uitschiet en ons in een permanente en uitputtende alertheid houdt. Vroeg of laat komt er gelukkig meestal een moment dat we die rusteloosheid gewaar worden, ons bewust worden van de spagaat waarin we ons telkens zetten. En daarmee worden we ook bewust van onze grote behoefte aan rust, balans, eenvoud, ontspannenheid.
Dan gaan we filosofen lezen, mediteren, in therapie. Maar hoe vaak zetten we een echte stap – en gaan de dingen doen die we echt willen, gaan de gevoelens die we voelen echt ervàren? Ook al lijken ze tegenstrijdig? Bv. dat ik trouw ben aan mijn levenspartner en tegelijk nog steeds plezierig opgewonden raak van opwaaiende zomerjurkjes.
Wanneer geven we eindelijk toe dat we eigenlijk helemaal niets weten. Ook niet wie we werkelijk zijn. En geven onszelf de kans om te ontdekken dat dat helemaal niet zo erg is.
Is dat zogenaamde vaste punt wat we op bepaalde momenten in ons leven hebben gekozen, ons zò dierbaar? Omdat het met zoveel strijd en moeite is veroverd…
Het alternatief is dat we onder ogen gaan zien dat we alles allemaal zijn, dat er niets vast ligt. Dat het leven steeds stromend is, dat alles groei en verval is, dat wat vandaag waarheid is morgen leugen kan zijn. Dat er geen oorzaken en geen gevolgen zijn, maar slechts acties en reacties in een eindeloze stroom van gebeurtenissen, handelingen, gewaarwordingen die op elkaar inwerken, kettingreacties veroorzaken, waarbij het onmogelijk is nog te ontwarren wat waar waarom begon, laat staan waar het ophoudt.
De eerste stap om daar te komen is gaan doen wat we echt willen, voelen wat we echt voelen. En tegelijkertijd aanvaarden dat wat we willen en voelen net zo ondergeschikt is aan de wet van Voortdurende Verandering als alle andere verschijnselen. Want van wat we vandaag lekker vinden – en ons eraan overeten – kunnen we morgen de vieze smaak niet meer verdragen. Waar we in déze oorlog voor vechten, is in de volgende het Kwaad.
De weinige individuen die die veranderlijke wilsstroom consequent volgen, verbranden er vaak uiteindelijk aan. Zoals Herman Brood. En sommigen redden het, zoals Ramses Shaffy. Anderen worden er moe van en zoeken het midden op, zoals de Stoïcijnen. Of kiezen voor een geestelijk leven en zien af van de behoefte om alles te ervaren, zoals de schrijver Herman Hesse.
Maar het merendeel van de mensen – mezelf incluis – zoekt het midden op uit angst, zonder de uiteinden uitputtend te hebben verkend. Het is met ons als met de dienaren in de Bijbelse parabel van de talenten. De een belegt ze en boekt winst en accepteert het risico ze te verliezen. De ander begraaft ze en behoudt precies wat hij had. En juist de laatste verliest de achting van zijn heer…
Het oude liedje klinkt al: ‘Mensch, durf te leven’. Maar wie leeft er nou echt? Is dat Ramses Shaffy die zingend en zuipend uiteindelijk tevreden dementerend stierf? Is dat de taoïstische wijsgeer die zich heeft teruggetrokken in de bergen? Is het Goldmund of Narciss? Je ziet: mijn ego blijft de zaken tegenover elkaar zetten. Het creëert de dualiteit die er in werkelijkheid niet is als ik me gewoon richt op dat wat op dit moment aan de orde is.
Voor mij is vooral de levensloop van de Boeddha troostvol en inspirerend. Hij leefde tot zijn 29e zorgeloos aan een gelukzalig koningshof, legde zichzelf daarna 6 jaar lang grote ontberingen op, zat 49 dagen mediterend onder zijn Bodhiboom, werd wijs en een wereldleraar. Het verhaal gaat dat hij op 80-jarige leeftijd stierf aan indigestie, omdat hij de mensen die hem lekkere hapjes aanboden niet voor het hoofd wilde stoten. Hij heeft alles meegemaakt en gewetensvol onderzocht en kwam op een natuurlijke manier in het matige en liefdevolle midden terecht.
Dus geef ik mijzelf s ’avonds over aan een stuk chocolade bij de koffie. Begin ik elke nieuwe dag met oefeningen en een meditatie. Ga nog steeds regelmatig op vakantie. En accepteer dat ik mijn hele leven een pelgrim zal zijn…
Website psychologiepraktijk Athare
Website Hebhethart