Zou er een rangorde onder de dromen bestaan, dan zouden de nachtmerries onderaan staan. Je wordt er niet graag aan herinnerd. En als ze vaker voorkomen, kunnen ze een kwelling worden. Toch bevatten ze een schat aan informatie. En heb je hun boodschap eenmaal begrepen, dan komen ze niet meer terug!
Ik heb het niet over de nachtmerries die ontstaan na een heftig trauma. Dan beleef je in de nacht keer op keer opnieuw het trauma. Op dat moment heb je zorg nodig van een daartoe opgeleid specialist. Nee ik bedoel de nachtmerries die ieder wel eens heeft, in een bepaalde periode van zijn of haar leven. In haar boek “Kinderdromen” geeft José Sagasser een heel mooi voorbeeld hoe je als ouder om kunt gaan met een nachtmerrie van je kind. Een kind doet heel veel indrukken op, die het nog niet kan plaatsen. Sommige boezemen angst in en worden in de nacht opnieuw beleefd. Zo droomde een jongen meermalen over enge beesten die hem in zijn dromen achterna zaten. Samen met zijn vader maakte hij een houten zwaard dat hij naast zijn bed legde. Daarmee kon hij dan ’s nachts die beesten verslaan. Het werkte door tot in de dag: het versterkte zijn zelfvertrouwen om ook overdag spannende dingen aan te gaan.
Omgaan met een nachtmerrie
Een droom kun je beschouwen als een film: een openingsscène; een tweede scène waarin al iets zichtbaar wordt van het thema; een derde deel waarin de spanning oploopt; een vierde deel met een hoogtepunt en ontknoping; een slot waarin iedereen tevreden is met de uitkomst. Bij een nachtmerrie wordt het zo spannend dat je voortijdig wakker wordt: vóór de ontknoping. Daarmee komt de boodschap, die in de droom ligt, niet over. Zo kun je keer op keer de nachtmerrie krijgen, omdat jouw onbewuste je toch echt iets wil laten zien. Een man vertelde mij een droomflard, die hij meermalen kreeg en waar hij steeds bang uit wakker werd:
Ik sta voor een moeras met daarin allerlei geraamtes, die mij vast willen pakken.
Ik vroeg hem te gaan staan in het landschap, waarbij het moeras nog niet te zien was. Hij stond met de ogen dicht en zag een glooiend heidelandschap. Vervolgens wandelde hij tot hij voor het moeras stond. Hij schrok. Ik vroeg hem om – weer terug in zijn droom – te kijken naar het moeras en precies te beschrijven wat hij allemaal zag. Terwijl hij het woorden gaf ontspande hij iets. En ineens besefte hij wat de droom hem liet zien.
In zijn werk als hulpverlener hoorde hij heftige verhalen van zijn cliënten. Vaak was hij, tot vlak voor zijn werk begon, nog druk bezig met van alles, om maar niet te hoeven denken aan wat er zo dadelijk weer in zijn spreekkamer over tafel kwam. Hij realiseerde zich dat hij tijd vooraf in moest bouwen: zo zou hij beter kunnen luisteren, zonder dat het aan hem zou blijven hangen. Een maand later sprak ik hem weer in de droomgroep: de nachtmerrie was niet meer terug gekomen. Deze had zijn bericht over kunnen brengen aan de dromer.
Website Maarten van Rootselaar