Luttenbergs historie: “Hartelijk dank namens de Nederlandsche Regeering”

Luttenberg herdenkt komende zondag dat het 77 jaar geleden bevrijd werd. Daarom hier het verhaal over de bankoverval op de Luttenbergse Boerenleenbank tijdens WOII en de nasleep daarvan na de oorlog.

Interessant? Deel het artikel

Boerenleenbank Luttenberg met kassier Hendrik Timmer
Boerenleenbank Luttenberg met kassier Hendrik Timmer

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de Boerenleenbank in Luttenberg overvallen

5 februari 1945

Hendrik Timmer en zijn vrouw en zuster waren in de bijkeuken net bezig het brood klaar te maken voor het avondeten toen plotseling de buitendeur openging. Twee gemaskerde mannen kwamen met getrokken pistool binnen. De ene had een motorbril op en een bruine doek over zijn neus gebonden en de ander een zwarte doek met kijkgaten voor zijn ogen. Beiden hadden een pet op en hielden hun wapens op de familie Timmer gericht. Het was maandagavond 5 februari 1945 om een uur of zeven toen de overvallers de boerderij van Timmer in de Boerschop van Luttenberg binnenvielen. Hendrik Timmer was kassier van de Boerenleenbank en hield kantoor aan huis. Hij, zijn vrouw en zuster moesten hun handen omhoog doen. “Zijn we hier bij de bank?,” vroeg de leider van het tweetal en toen dat door Timmer werd bevestigd de volgende vraag: “Zijn hier nog meer mensen in huis?” In de keuken, grenzend aan de bijkeuken, zaten de ouders van Hendrik en een oom en tante, die uit Groningen waren geëvacueerd. Ook zij moesten met de handen omhoog. De leider van de binnendringers tegen zijn maat: “Hou deze personen in bedwang, ze kunnen de handen wel weer omlaag doen.” Tegen Timmer: “Wijs mij de brandkast.”

Naar de brandkast

Timmer: “Ik ben hem toen voorgegaan naar de kamer waar de brandkast stond. Hier vroeg die persoon mij: ‘Heb je ook telefoon?’ Ik zei hem, dat ik die niet had. Hij zei toen tegen mij: ‘Doe het geld uit de brandkast in mijn tas.’ Hij had een oude bruine leren aktetas bij zich. Ik zei tegen hem dat ik voor het geld verantwoordelijk ben en dat ik dat zo niet kon doen. Hierop zei hij: ‘Het is namens de Nederlandsche Regering; je kent de toestand, er is veel geld nodig. Na de oorlog wordt alles weer in orde gemaakt.’ Toen ik hierop nog niet aan zijn bevel voldeed en weer over mijn verantwoordelijkheid als kassier begon, zie hij: ‘Nu geen smoesjes meer, doe het geld in mijn tas.’ Hij had zijn aktetas op de tafel neergelegd en hield zijn pistool steeds dreigend op mij gericht. Ik heb toen de brandkast open gemaakt en het geld, dat in een houten sigarenkistje in de brandkast stond, uit de brandkast genomen. Hij zei toen: ‘Weet je hoeveel er in zit?’ Ik zei dat ik dat niet wist. Toen zei hij: ‘Het zal wel heel gemakkelijk zijn als ik het kistje ook meeneem, als je het missen kunt.’ Ik zei hem, dat ik het kistje moeilijk kon missen, waarop hij zei: ‘Doe het geld maar los in mijn tas.’ Ik heb het geld toen in de tas gedaan. Toen vroeg hij: ‘Is er nog meer geld?’ Ik zei hem dat dit alles was. Hij keek toen nog even in de brandkast, maar zag niet, dat er nog een kistje met wisselgeld en een stapeltje zilverbons van f 2,50 en f 1,– in de brandkast stonden. Toen nam hij zijn aktetas onder zijn arm en zei: ‘Hartelijk dank namens de Nederlandse Regering [in Londen]. Na de oorlog komt alles in orde. Het huis is tot acht uur omsingeld. Je mag voor acht uur niet buiten komen, want dan wordt er onmiddellijk geschoten.’ Hij ging toen terug naar de keuken en zei tegen de daar aanwezige personen nogmaals hetzelfde, betreffende het verbod om voor acht uur buiten de woning te komen. Hierop gingen beide personen weg. In totaal zijn ze ongeveer 15 minuten binnen geweest. Ik ben voor acht uur niet meer naar buiten gegaan.” Ook na acht uur bleef Hendrik binnen omdat op dat moment de spertijd inging. In totaal hebben de gewapende bankovervallers f 5.749,50 buitgemaakt, maar hadden het andere kistje met ruim f 1.200,– over het hoofd gezien.

De volgende dag

De volgende ochtend na het melken, Timmer was niet alleen kassier maar ook boer, meldde hij zich eerst bij Mans Kortstee, de bestuursvoorzitter van de Luttenbergse Boerenleenbank en vervolgens fietste hij naar de Marechausseekazerne in Raalte om aangifte te doen van de bankoverval. De  opperwachtmeesters Jan Brouwer en Hendrik Koldewey maakten het proces-verbaal op met een uitgebreide verklaring van Timmer. De politiemannen suggereerden al gelijk dat de overval wel eens het werk van de ondergrondse geweest zou kunnen zijn. Direct na de bevrijding ging Hendrik Timmer op onderzoek uit: “Enige dagen geleden heb ik de Commandant van de N.B.S. [Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten] te Nijverdal opgezocht. Volgens hem komt het geld t.z.t. weer terecht.” Voorzitter Kortstee en bestuurslid Evert Heuven van de Boerenleenbank te Luttenberg sturen op 10 september 1945 een brief aan “Zijne Excellentie den Minister van Oorlog” te ’s-Gravenhage en vragen om restitutie “uit ’s Rijks kas” van het geroofde geld. De Coöperatieve  Centrale Boerenleenbank te Eindhoven begint vervolgens op verzoek van de Luttenbergse vestiging een uitgebreide correspondentie met diverse overheidsinstanties om het geroofde geld terug te krijgen.

Van het kastje naar de muur en terug

Het Ministerie van Oorlog verwijst door naar het Nationaal Steunfonds, die de bank doorstuurt naar het Centraal Afwikkelingsbureau der Binnenlandse Strijdkrachten, die vervolgens weer terugverwijst naar het Ministerie en dan naar het Gewestelijk Afwikkelingsbureau van de Binnenlandse Strijdkrachten te Zwolle. Op een gegeven moment is zelfs niet meer duidelijk waar het dossier zich bevindt. Om horendol van te worden. Inmiddels is het zomer 1947 en heeft er ondanks de vele briefwisselingen nog steeds geen afrekening plaatsgevonden. De brieven van de bank blijven netjes, maar tussen de regels door is te merken dat het geduld begint op te raken. Dan valt er op 14 augustus 1947 een brief van de Stichting Nationaal Steunfonds als een bommetje in de brievenbus van de Centrale Boerenleenbank te Eindhoven. Het Steunfonds laat weten dat ze zich tot het Ministerie van Oorlog hebben gewend: “Waar geen opdracht gegeven is om deze overval te plegen en het meegenomen geld niet op de juiste plaats is terechtgekomen, vragen wij ons af of hier sprake is van een onrechtmatige overheidsdaad.” Verbijstering in Eindhoven en Luttenberg, maar de keurige en doortastende bankmensen laten zich niet uit het veld slaan en klimmen opnieuw in de pen. Op 3 september 1947 weer een brief van de bank naar de Stichting Nationaal Steunfonds: “Niet zonder verwondering nemen wij kennis van Uw mededeling, dat het Departement van Oorlog zich thans, nadat hierover eerst al meer dan twee jaar is gecorrespondeerd, wil trachten aan de aansprakelijkheid voor de gevolgen van dezen overval te onttrekken onder voorwendsel, dat van Rijkswege of door de bevoegde instantie geen opdracht daartoe zou zijn gegeven en dat het meegenomen geld niet op de juiste plaats zou zijn terecht gekomen.” De correspondentie wordt onverdroten voortgezet.

Achter de schermen van overheidsinstanties

Het Nationaal Steunfonds meldt op 8 maart 1948 nog geen opdracht voor betaling van het Ministerie te hebben ontvangen en op 4 mei met de mededeling dat de bank zich maar rechtstreeks tot het Ministerie van Financiën moet richten. Kassier Hendrik Timmer uit Luttenberg schrijft op 13 augustus 1948 maar weer eens een zelfgeschreven brief in zijn keurig handschrift naar de Centrale Boerenleenbank: “… deel ik U mede dat wij van het Departement van Financiën tot op heden geen enkel bericht of iets aangaande de in beslag genomen som hebben ontvangen.” Weer meerdere brieven naar het Ministerie, maar het blijft stil in 1949. Op 24 januari 1950 laat kassier Timmer aan de Centrale Boerenleenbank weten nog steeds geen geld te hebben ontvangen. Dan ontvangt de kassier op 16 februari 1950 een brief uit Eindhoven met de mededeling dat de Boerenleenbank te Luttenberg kan rekenen op de uitkering van het bedrag der geroofde gelden. In dezelfde brief als een donderslag bij heldere hemel de verrassende uitleg dat het Ministerie nog niet was overgegaan tot de uitbetaling, “omdat een onderzoek was ingesteld naar de mogelijkheid in hoeverre de commandant, die de overval had geleid, en die naar het schijnt een gedeelte der penningen voor eigen rekening had besteed, alsnog zou kunnen worden vervolgd dan wel gerechtelijk tot vergoeding zou kunnen worden aangesproken.” Komt hier de aap uit de mouw en is dat de echte reden van de jarenlange vertraging?

Geheim onderzoek

Zonder dat ze het in Luttenberg en Eindhoven wisten is er achter de schermen door verschillende instanties al vanaf eind 1945 onderzoek gedaan naar de overval in Luttenberg en met name naar de rol van de Enschedeër A.H. Klein, ondercommandant van de Binnenlandse Strijdkrachten in Haarle. Hij gaf het bevel tot de bankroof aan de ondergrondse werkers G. Woesthuis uit Nijverdal en de in Haarle ondergedoken W. Damane, afkomstig uit Arnhem. Klein deed dit op eigen initiatief “omdat hij om geld verlegen zat”, maar zonder goedkeuring van een hogere commandant. Klein ging zijn boekje te buiten. Hij had geen bevoegdheid te beslissen over de bankoverval. Het Centraal Afwikkelingsbureau der Binnenlandse Strijdkrachten op 23 april 1946 aan de Minister van Oorlog: “Klein heeft geen opdracht ontvangen tot de overval in Luttenberg en was ook niet bevoegd hiertoe op eigen initiatief bevel te geven.” Ook kon hij achteraf niet goed verantwoorden waaraan het geroofde geld was besteed. Hoogstwaarschijnlijk heeft hij de buit gebruikt voor enkele geallieerde piloten en twee krijgsgevangen Duitsers. Klein stond wel bekend “als een goed illegaal werker”. Het jarenlange onderzoek naar de overval in Luttenberg heeft geleid tot grote vertraging in de afwikkeling van de teruggave van het geroofde geld.

Het geroofde geld eindelijk terug

Het Ministerie belooft in februari 1950 evenwel dat “in de loop van de komende week de overmaking van het indertijd geroofde bedrag” tegemoet kan worden gezien. Waarschijnlijk zal Timmer gedacht hebben ‘eerst zien en dan geloven’. Op 14 november 1950 gaat er een kort briefje uit Luttenberg naar de Centrale Boerenleenbank in Eindhoven: “… bericht ik U dat het op 5 Februari 1945 ontroofde bedrag: f 5749,50 wederom door ons is ontvangen op den 7 Juli jl. Hoogachtend namens de Boerenleenbank” en ondertekend door H.A. Timmer. Ruim vijf jaar na de overval heeft Luttenberg zijn geld terug.

Bronnen

  •  Nationaal Archief te Den Haag: Nummer Archiefinventaris 2.13.151 en inventarisnummers 5898 en 5920
  • Archief Hoofdkantoor Rabobank te Utrecht: Toegangsnummer RABO-1.02, nummer E162_02 1945-1958

 

Word supporter van HierinSalland

HierinSalland is voor, maar ook van Salland. Word supporters en ondersteun ons. Door mee te doen of met een kleine bijdrage.

Interessant? Deel het artikel

Meer over

Blijf op de hoogte

Abonneer je op een of meerdere van onze nieuwsbrieven en ontvang elke week een update van de artikelen op Hier in Salland. Om de twee weken verloten we onder de abonnees om en om een pakket uit de biologische boerderijwinkel Overesch en de biologische Supermarkt in het Bos van Kleinlangevelsloo, beiden in Raalte. Bekijk de spelregels.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Blijf op de hoogte

Abonneer je op onze nieuwsbrief en ontvang elke week een update van de artikelen op Hier in Salland. Iedere maand verloten we onder de abonnees een pakket uit de biologische boerderijwinkel Overesch in Raalte. Bekijk de spelregels.

Ook interessant

Sorry, geen nieuws gevonden