Het was rond zeven uur ’s avonds in het restaurant waar niet alle tafeltjes bezet waren. In de ruimte die uitkeek over het rivierlandschap waren twee tafels die genoten van de wonderen die de keuken verlieten. Het tafeltje voor twee keuvelde rustig over de dingen die hen bezighielden. Daarover was al het nodige gezegd en in de stiltes die daar vielen waren van het gesprek aan het tafeltje voor vier wat flarden te volgen. Daarmee ontstond ook de ruimte om de rest van het gesprek erbij te verzinnen.
“En wat hebben ze nou voor het huis gekregen?” De vraag kwam van de tafel-vier-persoon die met haar gezicht naar tafeltje twee was gericht. Ze keuvelde de hele tijd maar door, want het zal bekend zijn dat vrouwen bij het opstaan ’s morgens wat meer woorden toebedeeld krijgen dan mannen. De beide mannen aan tafel deden er dan ook voornamelijk het zwijgen toe.
Het viel trouwens ook niet mee om er een woord tussen te krijgen. Het verhaal dat verteld moest worden had aardig wat woorden nodig. Het leek erop dat er een vraag was gesteld over de nieuwe woonruimte, want het gesprek zette zich voort met opmerkingen over een buurt ‘waar ik liever niet zou wonen’. Een uitgebreide uiteenzetting volgde over wat er in die buurt allemaal mis was.
“Heb je wel eens goed gekeken naar de ramen daar?” In de ogen van de gespreksaanvoerster kon je het echt niet maken om je gordijnen op die manier op te hangen. “Het hangt erbij als vodden…, ze doen ze volgens mij nooit open. Laat staan dat ze gewassen worden.” De vrouw tegenover haar was van tafel twee afgewend waardoor haar opmerking verloren ging. Het zal wel iets geweest zijn over de tuin.
De vrouw met het hoogste woord liet luid en duidelijk weten dat de beplanting van de leefomgeving beslist niet haar keuze was. Volgens haar moest je je tuintje toch op zijn minst regelmatig schoffelen. “De distels staan intussen een meter hoog. En je hoeft mij niet aan te komen met dat je de natuur zijn gang moet laten gaan.” Na die laatste opmerking keek ze triomfantelijk naar haar tafelgenoten, maar die kwamen wat laat door met het beamen van haar kritiek op de buurlijke groenvoorziening. “Zeg nou zelf, het is toch geen gezicht!” pruttelde ze nog.
Een van de mannen probeerde haar opwinding een beetje te sussen: “Je hóéft er niet naar te kijken Truus.” Dat bleek olie op het vuur want er volgde een tirade over dat je buurt er toch wel netjes uit moest zien. Mevrouw wenste niet in een ’verlopen zooi’ te wonen.
De conversatie was helemaal niet meer te redden toe het voorstel over tafel ging om dan zelf bij de buren hulp aan te bieden voor het bijhouden van de tuin.
Gelukkig kwam de dessertkaart precies op tijd om de avond nog een prettig slot te geven.
“Het verhaal dat verteld moest worden had aardig wat woorden nodig.” Die zin ga ik heel goed onthouden. Komt vaak van pas!
“…want het zal bekend zijn dat vrouwen bij het opstaan ’s morgens wat meer woorden toebedeeld krijgen dan mannen.”
Dat is waar, maar dat heeft er zeker ook mee te maken dat de meeste mannen doorgaans de helft van de tijd niet luisteren, wat het voor de vrouwen noodzakelijk maakt om de dingen nogal eens twee keer te zeggen.