In mijn agenda van de jaren zestig stond altijd op 4 november voorgedrukt dat het “Dankdag voor gewas en arbeid’ was. Tegenwoordig niet meer. De aandacht voor ‘gewas en arbeid’ is in de afgelopen decennia, laat ik het maar voorzichtig zeggen, wat verslapt.
Door Joop van der Wal
In de meeste kerken werd aandacht gegeven aan de Dankdag, zoals in het voorjaar altijd een ‘Biddag voor gewas en arbeid’ op het rooster stond. Over de al lang niet meer vanzelfsprekendheid van dit bidden en danken schreef ik het volgende gedicht:
Dankdag
We denken vaak niet eens meer na,
ons eten komt van Albert Heyn,
van Boni, Plus of weet ik waar.
Een enkeling weet nog van klei,
van zwaar en moeizaam oogsten
en ziet de boer die ’t net aan rooit.
Het spreekt vanzelf: de aarde geeft.
En wij? Wij nemen als ons eigendo
wat als geschenk gegeven werd.
Nog slechts bij langer stilstaan
is er soms iets van beseffen,
dat mensen eigenlijk over leven
geen barst hebben te zeggen.
Daarom ook voor de non-believers:
’t zou best elke dag der week
een dankdag mogen wezen.