De Heliand wordt internationaal beschouwd als een hoogstaand kunstwerk. Het is een Oudsaksisch epos in stafrijm uit de eerste helft van de 9de eeuw, dat in 71 hoofdstukken (kepittels) vertelt over het leven van Jezus Christus, vanaf zijn geboorte tot en met zijn hemelvaart. De Helianddichter heeft voor zijn werk van de vier evangeliën een lopend verhaal gemaakt: een evangelieharmonie. Hij heeft daarbij zijn eigen accenten in het verhaal gelegd door aanpassingen te maken en aanvullingen te geven. Daarmee ontstond een bijzonder kunstwerk: die ingrepen waren ingegeven door zijn streven om de boodschap van Jezus begrijpelijk te maken voor de Saksische bevolking in de tijd van de christianisering. De Heliand volgt de inhoud van de vier evangeliën, maar de gebeurtenissen spelen zich af binnen de cultuur waarin de Saksen rond 800 leefden. Daarin was het paard een edel dier. De engelen verkondigen de geboorte van Jezus dan ook niet aan schaapherders, maar aan mannen die op de paarden passen. Ook wordt Jezus voorgesteld als een leenheer, die met zijn vazallen (de leerlingen) rondtrekt. Veel nadruk ligt dan ook op de grote trouw die de vazal aan zijn leenheer moet betonen.
Door Jan Nijen Twilhaar
Meer wezenlijk is echter de blijde boodschap die de auteur wil brengen. De Heliand (‘helende, genezende’) geneest mensen van de meest ernstige ziektes, maar tegelijk is Hij een verlosser: wie zijn woorden doet, zal na het verlaten van deze middelgaard opstijgen naar de hemelse weide. Het werk was niet bedoeld om de Saksen te bekeren. De christianisering was namelijk al een tijd daarvoor begonnen. De Saksische leider Widukind, die als hertog wordt aangeduid, vocht in de Saksische oorlogen tegen Karel de Grote. In 785 gaf hij zich over en liet zich met Kerst dopen. Hij bleef hertog van de Saksen. De Heliand kan beschouwd worden als een didactisch werk, dat bedoeld was voor de geestelijken om de boodschap van Jezus aanschouwelijker te maken onder de Saksische bevolking. Hieronder volgt een stukje uit Kepittel 5 van de Sallandse Heliand (gebruikte taal: Hellendoorns), waarin de geboorte van Jezus wordt aangekondigd op den velde. Niet aan schaapherders dus, maar aan paardenknechten.
(…) Toen wörden ’t mennigîene bekend
in disse wiede wereld. Óppassers die as
pèèrdeknechten buten waeren, manlûu
op wacht, umme in ’t veld acht te geven óp
390 de peerde, ’t vee, zaggen det ’t duuster in de lucht
middendeur brök en ’t licht van God straolend deur
de wolken hen kwam en de wachters daor in ’t veld
umgaf. Zîe wörden toen bange, de kerels, in eer gemôed.
Zîe zaggen daor nen machtigen engel van God kómmen,
395 den tegen eer sprök, zèè det de wachters zich nîet mósten
bangen det ze naerigheid van ’t licht zólden hebben.
“Ik zal iejlûu”, zèè hij, “een lîeflijk ding verkóndigen,
det heel wärkelijk en welkom is en van grote kracht:
noew is Christus geboren in dissen zölfden nacht,
400 zalig Kind van God, d’n goeien Heer, in d’n borg
van David. Het is bliejschóp veur ’t mèènsengeslacht,
nen zègen veur alle mèènsen. Daor in d’n borg van
Betlehem kö-j Hum vinden, d’n machtigsten van alle
kinder. Nemt det as teken, ik kan ’t oew met waore
405 weurde vertellen, det Hij daor in-ewikkeld lig,
het wicht, in ne kribbe; toch zal Hij koning
wène aover alles, eerde en hemel, en Wereldheerser
aover de mèènsenkinder.” Net toen-e disse
weurde sprök, waeren daor engelen ekummen,
410 biej den îenen, een groot antal, ne heilige schaere
uut d’n hemelweide, een vrèdig volk van God,
en völle sprökken ze, mennige weurde van lof aover
den Heer van de mèènsen. Dan begunnen ze een heilig
gezang, toen ze daornao deur de wolken naor d’n
415 hemelweide keerden. De wachters heurden hoe
de schaere van engelen d’n almachtigen God
heel eerbîedig met weurde loofden. “Ere mag d’r
noew wène”, zungen ze, “veur d’n Heer zölf in ’t
hoogste hemelriek en vrèè óp de eerde veur de
420 mèènsenkinder, de mèènsen van goeie wil, die
God erkent met een zûuver härte.” De herders
begrepen det een machtig ding eer emaend häd,
nen bliejen bosschóp. Zîe begavven zich in
d’n nacht vandaor óp weg naor Betlehem
425 D’r was biej eer ne grote behôefte det ze
zölf Christus zîene zólden.
De Heliand verscheen in 1830 voor het eerst in druk. Daarna volgden vele uitgebreide wetenschappelijk studies van dit werk. Ook werd het vertaald in het Duits, Engels, Frans en Deens, en recentelijk in het Nederlands (2006). In 2012 volgden vertalingen in het Achterhoeks, Gronings, Twents en Münsterlands. Nu is er dan ook een geannoteerde vertaling in het Sallands van dr. Jan Nijen Twilhaar, die tegelijk met de Stellingwerver variant van dr. Henk Bloemhoff verschijnt. In beide boeken is een uitgebreid deel I te vinden waarin de Heliand (deel II) in zijn context is geplaatst. Daarin wordt naast onderwerpen als de bovenstaande ingegaan op de vraag wie de dichter kan zijn geweest en waar hij dit beroemde werk heeft gemaakt. Beide werken verschijnen in september 2022 bij Koninklijke Van Gorcum. De prijs zal rond de dertig euro liggen. Tegelijk met deze twee boeken verschijnt een nieuwe editie van de Oudsaksische brontekst van de hand van dr. Timothy Sodmann.
Pingback: De Oudsaksische Heliand in het Sallands: voorintekenactie - Hier in Salland