Kapelaan Veeger wilde zaterdagavond 8 januari 1938 net naar bed gaan toen hij vanuit de pastorie licht zag flikkeren in het kerkgebouw. De Luttenbergse kapelaan ging direct poolshoogte nemen en begaf zich snel naar de sacristie. De sacristiedeur zat echter op slot en hij had geen sleutel. Geen nood; hij ging naar de slaapkamer van pastoor Butzelaar en maakte “de zeer eerwaarde” wakker, die al aan zijn nachtrust was begonnen. Samen gingen de geestelijken op onderzoek uit, maar troffen niemand in het kerkgebouw aan. Kennelijk had de indringer geluiden opgevangen uit de pastorie en was ijlings op de vlucht geslagen.
De pastoor en kapelaan zagen wel dat er een opening in het glas-in-loodraam boven één van de biechtstoelen was gemaakt, waardoor de inbreker zich naar beneden had laten zakken. In de kerk was niets gestolen, maar in de sacristie bleken alle kasten overhoop te zijn gehaald. Er was echter niets verdwenen. Alleen het kleine misdienaarsbusje was opengebroken, maar daar zat maar f 1,70 in. Niet lang daarvoor was het busje leeg gehaald.
De vraag was alleen hoe de inbreker in de sacristie had kunnen komen, want de deur van de kerk naar de sacristie zat immers op slot. Pastoor Butzelaar en kapelaan Veeger ontdekten dat de ongewenste kerkbezoeker met behulp van een bidstoeltje op de preekstoel was geklommen en via het trappetje van de preekstoel was afgedaald naar de sacristie. In Luttenberg kon de preekstoel alleen bereikt worden vanuit de sacristie. Kennelijk had de inbreker, toen hij onraad bespeurde, langs dezelfde weg de sacristie en kerk weer verlaten. Zondagochtend zag de geestelijkheid dat er ook een ruitje was ingedrukt in het Parochiehuis en ook hier naar buit was gezocht. Daar heeft de dief echter niets van zijn gading kunnen vinden.
De oplettendheid van de jonge kapelaan en zijn kordate optreden samen met de bejaarde pastoor heeft de Sint Corneliusparochie behoed voor meer schade. Ze hebben direct aangifte gedaan bij de Marechaussee in Raalte, die de zaak in onderzoek nam. Of de inbreker daadwerkelijk is gepakt, is niet meer te achterhalen. Misschien heeft hij later tijdens het biechten om vergiffenis gevraagd voor de inbraak in het godshuis, maar de pastoor of kapelaan hebben daarover nooit iets losgelaten; katholieke zielenherders zijn immers gebonden aan het biechtgeheim.
Bron: Overijsselsch Dagblad 10 januari 1938