Ook daar waar vluchtelingen in tenten slapen vriest het. Ook achter de muren die Europa bouwt tegen vluchtelingen vriest het. Ook in Griekenland en Bulgarije vriest het. Achter die muren zijn ook honderden, duizenden kinderen. Ook in hun tenten in Turkije, Libanon, aan de grens van Syrië vriest het. Wat ze te doen staat? Ze moeten geduld hebben. Hopen op het einde van de oorlog.
Door Hasan Kaddour
Dood vriezen. Een maand geleden gebeurde het nog. Ja echt!
Een moeder en haar vier dochters, allemaal doodgevroren… De kinderen waren niet ouder dan 16 jaar. Ze woonden in een tent naast het dorp in Syrië waar ik woonde. Ik heb de details van dit verdriet gevolgd. Ze waren gevlucht vanuit Aleppo, toen het leger van dictator Assad de stad veroverde én vernietigde met bommen.
200.000 Mensen moesten op zoek naar ander onderdak. De moeder met haar vier dochters kon geen oplossing vinden, kon niet in andere dorpen in de omgeving komen. Ze bouwde een tent. Onder de bomen, als bescherming tegen de kou. Agenten vonden hun lichamen. Doodgevroren.
Ik bedacht me hoeveel die kinderen hebben moeten lijden. Doodgevroren, terwijl het een paar meter verderop warm was. Ik bedacht me ook wat er allemaal nog meer aan misdaad in zo’n tentenkamp gebeurt. Hoeveel pijn moeten die mensen geleden hebben.
Misschien kan ik de obscene politieke spelletjes nog wel begrijpen, de zoektocht naar een soort balans in de wereldorde. Maar leg dat maar eens uit aan de nabestaanden van deze slachtoffers. Of aan kinderen, die in het veld spelen tussen al die mooie dingen. Of aan kinderen die aan het begin van de oorlog geboren zijn. Die kennen alleen maar bloed en bommen. Die kennen alleen maar angst in de gezichten van hun ouders. Het geluid van bommenwerpers, generatoren die stroom maken, leven bij kaarslicht. Hoe gaan we die kinderen een leven bijbrengen van onschuldige spelletjes, van onderwijs. Een leven waarin het veilig is, zonder angst voor de volgende minuut.
Ik herinner me de memoires van een man die tijdens een revolutie tegen Assad opgesloten werd in Hafiz Al, een van Assads gevangenissen. In de jaren ’80. De man, een universitair professor, raakte bevriend met een bewaker en die bracht hem in contact met een vrouwelijke gevangene, ook hoger opgeleid. Zij had in de gevangenis een kind gebaard en dat groeide daar de eerste vijf jaar van zijn leven op.
Toen de man voor het eerst de cel van de vrouw binnenliep, zat ze bang in een hoekje, het kind achter haar, jengelend, huilend. De man vertelde een verhaaltje aan het kind, over een vogeltje. Het kind: “wat is dat, een vogeltje?” De gevangen professor was als door een slang gebeten, maar liet dat niet merken. Hij legde uit dat een vogel dat beestje is dat in een boom zit. Het kind: “wat is dat, een boom?” Waarop de professor in huilen uitbarstte. Een indrukwekkend verhaal? Op dit moment gebeurt het met zoveel andere kinderen ook. Een klein deel van de tentenkampen wordt gecontroleerd op ziektes. Maar angst, nachtmerries, niet zindelijk worden, niet kunnen praten, hallicuneren…
Het is zelfs gedocumenteerd door UNICEF in ‘no place for children’. In de oorlog zijn al 3,7-mijoen Syrische kinderen geboren. Een derde van de Syrische kinderen kent in zijn leven alleen maar oorlog of asielzoekerscentra. 2,4 Miljoen Syrische kinderen zijn de oorlog ontvlucht en zijn dus vluchtelingen. 7.6-Miljoen Syriërs hebben huis en haard verlaten. 4,2-Miljoen Syriërs vertoeven nu in Libanon, Jordanië, Turkije of Irak.
Intussen gaat het geweld in de wereld door, brengen onze politieke bestuurders de wereld voortdurend in een nieuwe disbalans, kiezen nieuwe regeringen de ene keer voor links, de andere keer voor rechts.
En de wond, die blijft almaar open.”
Hasan Kaddour is vluchteling uit Syrië, neergestreken in Olst.