Het leven van een mens, zijn ambities en zijn vermogen om ze te verwezenlijken, lijken naar mijn mening op een plant. Als je een plant in een ongeschikte omgeving plaatst, zal hij sterven of op zijn minst misvormd raken. Mensen zijn op een complexere manier ook verbonden met hun omgeving, zowel mentaal, ethisch als psychologisch. Daarom was ik blij toen mijn tweede levensfase begon in mijn tweede thuis, het platteland. Er zijn nog steeds veel overeenkomsten tussen plattelandsgemeenschappen over de hele wereld die me een vertrouwd gevoel van verbondenheid geven.
Ik ben ik er bijna zeker van dat als het toeval dat me naar Olst leidde me naar Amsterdam geleid zou hebben, ik waarschijnlijk gek zou zijn geworden!
Ik liep door een straat in Deventer met een van mijn dierbare vriendinnen. Bij het zebrapad was ik druk met haar aan het praten toen ik bijna overstak. Maar ze hield me tegen en zei: “Je hebt niet op deze knop gedrukt, dit is om het voetgangersverkeerslicht te activeren!” En voordat ik kon antwoorden, zei ze lachend: “Oh, ik vergat dat je uit Olst komt, jullie in Olst steken over zonder te stoppen!” Dus antwoordde ik met een ondeugende glimlach: “Ja, wij Olstenaren kunnen niet gestopt worden!”
Dit is een verhaal uit duizenden van verhalen die mij als dorpskind hebben vergezeld sinds ik in Syrië woonde. Ik leefde ook in een landelijke gemeenschap en ik houd van de open ruimtes. Ik voel me op mijn gemak en kan mezelf beter uitdrukken wanneer ik de geur van aarde en gras ruik tijdens zonsondergang. Ik herinner me dat toen ik naar de universiteit in Aleppo verhuisde, ik mijn tassen inpakte om daar te gaan wonen en ik een verlangen voelde om te huilen. Te midden van de woorden van mijn moeder, “Kom op, daar is het beter, hier zijn alleen rode aarde en aardappelvelden. De boerinnen werken ’s ochtends in werkkleding en zweten. Op de universiteit zie je alleen elegante meisjes en ruk je de geur van parfum!” Oh God, die woorden die me zouden moeten aansporen om te gaan, waren nu juist de woorden waar ik verdrietig van werd. De vrije aarde, aardappels, ’s ochtends werken met de boerinnen en de eenvoud in relaties!
Hoe dan ook, ik ging daarheen en voelde me ’s avonds op de dag dat ik aankwam alsof de gebouwen van Aleppo bergen waren die op mijn borst drukten. Ik legde mijn tassen neer en keerde de volgende dag terug naar mijn dorp. Ik besloot dat ik dagelijks heen en weer naar de universiteit in Aleppo zou gaan en dan met de bus terug naar Sarakeb zou reizen, omdat de afstand van 50 kilometer tussen de twee plaatsenen niet lang was (althans dat probeerde ik mezelf wijs te maken).
In Olst was het eerste wat ik deed toen ik in 2016 in mijn huis ging wonen op mijn fiets stappen en door het dorp rijden. Ik berekende de afstand van noord naar zuid en van west naar oost. Ik was gerustgesteld dat ik de horizon duidelijk kon zien waar de zon opkomt en waar ze ondergaat.
Goed, ver genoeg verwijderd van Amsterdam, Den Haag, Eindhoven en Rotterdam.
Ik weet niet waarom ik, toen mijn neef me uitnodigde om hem in Rotterdam te bezoeken, ik me opeens het oude kinderverhaal herinnerde van het veldmuisje dat zijn neef in de stad bezoekt. Het is een verhaal uit lang vervlogen tijden! Zodra ik uit de auto stapte om hem te begroeten, zei hij tegen me: “Maar je hebt je auto niet afgesloten!” Verward probeerde ik me te herinneren. “Oh, echt vergeten!” Toen voegde ik eraan toe: “In feite zijn dit de gewoontes van het leven in het dorp. Gewoonlijk sluit ik mijn auto niet af in Olst. Misschien daarom heb ik wel eens ruzie met mijn vrouw over dit onderwerp. Mijn vrouw komt uit een complexe stad als Madrid. Ze noemt me altijd een dorpsjongen als ik uit de auto stap en hem niet afsloot. Oh God, dat is een erfenis van het niet afsluiten van de auto, die me ook uit Syrië heeft achtervolgd!”
Ik zei tegen mijn neef: “Je moet God bedanken dat ik de auto op de juiste plek in de parkeergarage heb gezet! Ik had hem bijvoorbeeld op een invalidenparkeerplaats of naast het parkeervak kunnen zetten, alleen maar om de dorpscultuur te respecteren!”
Terwijl we door de straat liepen, leek alles enorm. Hij wees naar een van de hoge gebouwen als een wolkenkrabber. Ik weet niet waarom ik op dat moment aan de watertoren in Olst dacht. Het is de hoogste plek bij ons, misschien wel in heel Salland!
In die drukte van Rotterdam sprak ik luid. Ik had eerder gelezen dat het elektromagnetisch veld van een dorpskind breder is dan dat van een stadskind, en dat maakt dat hij luider praat. Zet twee dorpelingen naast elkaar in de bus en ze zo luid praten dat iedereen in de bus het kan horen!
Mijn neef fluisterde iets in mijn oor. Op dat moment stond ik op en zei: “Sinds wanneer ben jij een stadskind geworden?!” “Man, we zijn geschapen en hebben ons leven in het dorp Sarakeb geleefd.
Het was grappig dat neven uit hetzelfde dorp na de vluchtelingencrisis veranderden in stadsmensen en dorpsmensen!”
Maar in de stad is er ook een actieve arbeidsmarkt, talloze keuzes, instellingen, bedrijven, enzovoort. Ik zag dat mijn neef, die enkele jaren na mij in Nederland aankwam, keuzes genoeg had voor werk, bijna een menu zoals in een goed Italiaans restaurant!
Op dit punt is het wel een voordeel stadsbewoner te zijn. In de Randstad kennen ze ons nauwelijks, zij die in het oosten van Nederland, in Salland, wonen. Hun bedrijven en activiteiten zijn gericht op dichtbevolkte gebieden en de beschikbaarheid van arbeidskrachten, vooral migranten vanwege de lage lonen.
Zelfs overheidsinstellingen en bedrijven. Opeens dacht ik hoe anders zou Mark Rutte zijn als hij uit Salland zou komen. Planten we dan aardappelen op de daken van wolkenkrabbers?
In Rotterdam lijkt het alsof ze nooit slapen, een typisch grote stad kenmerk. De markten, restaurants en drukte zijn dag en nacht zo’n beetje hetzelfde. Misschien zul je je er nooit vervelen. Als je ’s avonds buiten het stadscentrum van ons dorp Olst komt, zie je waarschijnlijk enkele kilometers lang helemaal niemand. Dorpsbewoners gaan meestal immers met de kippen op stok.
Ik heb veel nagedacht over deze vergelijkingen en ik ben er nog steeds van overtuigd dat de wereld een beetje gierig is. Hij geeft je iets en neemt tegelijkertijd weer iets anders van je weg.
Veiligheid, rust, gezonde sociale interactie, eenvoud en nog veel meer zaken pleiten in het voordeel van een dorp, maar de stad heeft echter ook zijn voordelen. Uiteindelijk is het de persoon zelf met zijn opvoeding en achtergrond, die hem maken tot wie hij is!
Ik was altijd een kind van het platteland en was altijd trots op dat feit. Er waren veel discussies in de krant waar ik voor schreef over het platteland en de stad, en ik was een van de meest fervente verdedigers van het platteland.
Ik herhaalde altijd de zin dat veel van degenen die intellectueel en cultureel hebben bijgedragen aan de opbouw van Syrië, zoals dichters, schrijvers en intellectuelen, afkomstig waren van het platteland. Ik heb geen statistieken in Nederland, maar ik zal proberen dit uit te zoeken.
Terwijl ik terugreed naar Olst in mijn auto, verlangde ik naar de kenmerkende geur van bomen en aarde van Salland. Ik herinnerde me ook een Syrische vluchtelingenvriend, die ook uit Aleppo kwam en in Deventer woonde. Hij opende daar een winkel voor landbouwproducten en zaden en planten. Ik bezocht hem daar en hij klaagde altijd. In feite kende ik hem toen hij in Syrië was, hij had een winkel die we de “agrarische apotheek” noemden, en de winkel was in een van de drukste gebieden in Aleppo en verkocht door heel Syrië.
De man klaagde en wilde verhuizen. Ik herinner me dat ik hem na een tijdje belde en vroeg hoe het met hem ging. Hij klonk opgewekt en enthousiast en zei: “Oh mijn god, ik ben verhuisd naar Rotterdam!” Hij begon enthousiast de positieve verschillen uit te leggen die hij daar vond, zoals het openen van zijn winkel op de zogenaamde Arabische markt en het hebben van een universiteit voor zijn kinderen, vlakbij zijn huis, enzovoort!
Uiteindelijk zei hij tegen me: “Man, daar, doelend op Deventer is het niets. Het is een dood gebied, het lijkt, het lijkt wel platteland ……..” Ik onderbrak hem en zei: “Het lijkt op het platteland in Syrië, nietwaar?” Hij antwoordde: “Ja!”
Ik lachte en zei tegen hem dat de discussie tussen een plattelandskind en een stadsbewoner altijd zal blijven bestaan en misschien, als het paradijs na het leven bestaat, zal de stadsbewoner opscheppen over het plattelandskind daar!