Van de week stond ik op de Grote Markt in Raalte met enkele Sallanders en Limburgers te praten. In het Hollands natuurlijk. Komt er nog een Limburger bij…. En wat ik al verwachtte gebeurde inderdaad.
Zij keken niet naar de wonderen van de stratenmakers, waar wij veel ontzag voor hadden. Nee, de zuiderlingen gingen met elkaar het gesprek aan.. En jawel hoor: in hun eigen dialect! Of dat alleen aan Limburgers eigen is weet ik niet. Maar ik zie/hoor dat vaker gebeuren. Of anderstaligen, zoals Friezen en Groningers dat ook doen betwijfel ik.
Daarom heb ik dat na gevraagd bij een bevriende, rasechte Fries, die overigens “om utens” (buiten Friesland) woont. Hij is ervan overtuigd dat de meeste Friezen dat niet doen. Zij vinden dat niet netjes. En … naar verluidt zouden Grunningers het al helemaaaal niet over hun hart kunnen verkrijgen om zoiets stouts zelfs te kùnnen overwegen!
Hoe het ook zij, wij keken ook naar de vorderingen van de verbouwing van het marktplein. Want een totale verbouwing mag je het wel noemen. Het begint al aardig ergens op te lijken: bloembakken- of zijn het visvijvers? En bankjes met rugleuningen. En zelfs aan armleuningen is gedacht. Die misten we bij de oude banken, waarvan mensen met sta-op- problemen moeilijk overeind konden komen. Waarschijnlijk is de Gehandicapten Advies Raad Raalte bij de voorbereidende gesprekken geweest en zijn haar goede adviezen ter harte genomen.
(tekst loopt door onder afbeeldingen)
Toen ons praatgroepje uiteenviel kwam ik in gesprek met een van de stratenmakers. Een buitenlander, pardon mede- Raaltenaar. Hij bleek al goed gevorderd in het leren van Nederlandse woorden. Zo kwam heel vlot achter elkaar een reeks begrippen met sch uit zijn mond. Hij had geleerd dat ons alfabet zes klinkers heeft en dat je die met zijn tweeën aaneen kon koppelen, zodat je een andere klank krijgt. Zo noemde hij : schallen, schellen, schillen, scholen, schutteren en schrijven. Van de dubbele klinkers maakte hij achtereenvolgens: scheiden, schieten, scheuten, schoeien, schouwen en schuilen. Allemaal mooie woordjes voor het scrabble spel wist hij te vertellen. Ik dacht: hij heeft een goed opvangadres getroffen, hier in Salland. De man bekende wel dat hij flink had moeten wennen aan die “sch”, dat dat moeilijk uit te spreken was.
Ik dacht dat ik dit vaker gehoord had…. Maar het bleef bij denken en ik sprak niet uit wat ik dacht. Dat mag niet meer, na zoveel jaren!
Overigens, heeft u er ook zolang over gedaan om weer te wennen aan het handjes geven en weer op bezoek gaan bij andere mensen? Zo na de corona.
Na drie jaar thuis zitten kun je weer moeilijk “gangs word’n”, zoals mijn oude buurvrouw altijd zei. Met als advies: “jao, ie mut goed gangs bliev’n”. En als je dat niet kon dan moest je eerst “weh gangs word’n”.
Onze buurvrouw heeft de coronatijd gelukkig niet meer meegemaakt. Zij had het vast niet overleefd. Wij wel. Maar na zoveel lock downs missen we wel de families en vrienden die op afstand wonen. En zij ons.
Maar “’t kump w’eh, haenig an”zullen we maar zeggen. Want door de corona hebben we toch vaak langs elkaar heen gelopen. Dat moest van regeringswege en van de R.I.V.M. Maar eigenlijk moest dat vanwege het besmettingsgevaar natuurlijk.
De grote pandemie lijkt wel voorbij, maar we moeten toch nog oppassen. Teveel mensen hebben nog long-covid met alle narigheid vandien. Ik ben benieuwd hoe het na de carnaval zal gaan.
Zo, na deze les Sallands en coronaperikelen richten we ons op het negen honderd jarig feest van de Plaskerk en van Raalte natuurlijk. Door al die activiteiten komen we dichter bij elkaar en gaan we nog beter samenwerken om iets moois voor elkaar te krijgen.
(tekst loopt door onder afbeeldingen)
De openingsavond was in ieder geval geweldig goed. Het moet me wel van het hart dat aan de gesprekstafel in de kerk geen een geboren Raaltenaar zat. En geen een vrouw. En … ik zag geen een man in de bedienende sector.
Dat is zeker wel typisch Sallands of zelfs Nedersaksisch?
Maar…. De kerk zat wel helemaal vol volk. Niet zo typisch voor deze tijd.
Ook niet hier in Salland.