Vorige week schreef ik over luchtlawaai. Nu kijk ik opnieuw naar de lucht en verbaas me over de stilte. Vanachter de hoge eiken vliegt met trage slag een zeearend mij tegemoet. Wat een enorme vogel. Het vrouwtje heeft een spanwijdte van meer dan twee meter. Mannetjes moeten het met ongeveer 35 cm minder doen. Dat ik nu naar een vrouwtje kijk zal later blijken. Een havik is bezig de zeearend te intimideren en probeert haar te verjagen. Daarvoor vliegt de havik boven de zeearend en voert (schijn)aanvallen uit met een duik richting zeearend. Is het concurrentie om een nest? Verdediging territorium? De aanval heeft effect. De zeearend verdwijnt richting Boskampse kerk.
Een kwartier later. Er is versterking aangevoerd. Het vrouwtje, nou ja -tje, zeearend heeft haar man meegenomen. Duidelijk een stuk kleiner. Samen zwieren ze door de lucht boven mijn erf en landgoed Hoenlo. In geen velden of wegen een havik te bekennen. Die houdt zich schuil in een boom. Ik geniet van het indrukkende beeld van die twee reusachtige vogels.
Het is hier sowieso een vogelparadijs. In de Zandwetering zag ik een ral. Tengerder dan een waterhoentje, scharrelend langs de oeverwal. Als ze mij opmerkt duikt ze onder en komt op een heel andere plek weer boven.
In het bosje achter ons huis staan dikke oude beuken, al jaren bezig met een stervensproces. Dat lokt vele soorten spechten. Natuurlijk de grote bonte specht met z’n geratel; de groene specht met de aanstekelijke lach; de zwarte specht, die op de boom hakt als ware het een aambeeld. En ik zag een vogel met gespikkelde borst, die vliegt als een specht. Boekje erbij: de middelste bonte specht. En natuurlijk hakt daar ook de mooie oranje-blauwkleurige boomklever in de insectenrijke bast. De boomklever herken je aan het typische hoge poei-iep, poei-iep.
’s Nachts hoor ik de bosuil, die weigert te nestelen in de prachtige kast, die ik 15 jaar geleden ophing. Stom hoor. Nu zitten er duiven. Als uil heb je het eten dan al in huis. De nestkast voor de oehoe, die enkele jaren geleden in een boom is gehangen blijft ook leeg. Hoewel kast, het is een vierkante open bak met grind.
In mijn hok doen de vogels het goed. De krielwyandotte zit genoeglijk te broeden op vijf eieren. Nog een week, dan is het zover. Het is me eerder overkomen dat ze drie dagen te vroeg van het nest liep. Ik heb de eieren toen in een schaaltje in de oven gelegd. Temperatuur op 37 graden en eieren regelmatig draaien. Na paar dagen hou ik eitje tegen het oor. Ik hoor zacht getik. Elke uur even kijken. Er komt een gaatje in de eierschaal. Het duurt even voordat de schaal breekt. En dan ligt daar een uitgeput, nat schepseltje. Het is een wonder hoe snel het een druk wandelend dotje dons wordt.
Nu heb ik het geluk dat een tweede kip broeds is. Die zit op een kalkei.
Mocht de kip nu weer te vroeg weglopen, dan heb ik een reservekloek.
Mooie column Gosse.
Wat beweegt schepsels om iets anders te zoeken als ze het eten al in huis hebben?