Heeft u wel eens met de vuist op tafel geslagen? Oei. Als één van de toen aanwezigen u een hak wil zetten, dan krijgt u een klacht wegens grensoverschrijdend gedrag aan de broek. Vooral als u promotie kan maken. Laat ik duidelijk zijn: grensoverschrijdend gedrag op seksueel gebied, gedrag dat bedoeld is om te kleineren of te pesten is altijd onaanvaardbaar.
De vraag is wanneer ga je over de grens. Wordt dat bepaald door het slachtoffer? Zodra die aangeeft dat het onveilig is, dan is sprake van integriteitsschending. Klinkt redelijk. Maar wat als een leidinggevende in een functioneringsgesprek een werknemer duidelijk te verstaan geeft niet tevreden te zijn over enkele onderdelen van zijn/haar werk. Waarop die persoon zegt: ik voel me nu niet veilig, ik ga naar de vertrouwenspersoon.
Zijn we watjes geworden, die niets meer kunnen verdragen? Zijn we zo wantrouwend geworden dat het minste of geringste leidt tot een klacht? Zijn we te slap om op het moment zelf direct te zeggen: “Dat vind ik een nare opmerking van je.” Dat geeft de ander de ruimte om te zeggen: “Sorry, ik heb me verkeerd uitgedrukt. Ik bedoel te zeggen……”
Moeten er regels komen voor grensoverschrijding? Dat is ook geen doen. Het is altijd subjectief. Ik ken een club, waar nogal eens grensoverschrijdend gedrag dreigt. Die heeft iemand, ik moet discreet blijven, aangewezen om daarop te letten en zo nodig in te grijpen.
Het valt me op, dat er veel, vooral oude, koeien uit de sloot komen. En nogmaals, er zijn voorvallen die zo erg zijn dat ze altijd uit de sloot gehaald kunnen worden. Maar het moet toch mogelijk zijn dat iemand een keer letterlijk of figuurlijk op tafel slaat om woorden kracht bij te zetten. Luister eens naar de trainer in de kleedkamer van een club die in de pauze achter staat door slap en ongeïnspireerd spel.
Begin jaren ’80 was ik leidinggevende van vier jonge vrouwen. We vormden een leuk en creatief team samen. Op mijn verjaardag kreeg ik van de dames een zijden onderbroek. “Omdat je zo lief en zacht bent.” Ik vond dat een aardig compliment. Zouden ze dat nu nog doen? Ervan uitgaande dat ze me nog steeds lief en zacht vinden. Eén ding is duidelijk: andersom – ik geef aan hen een zijden slip – kon toen niet en nu niet. Tja, ergens is er dus wel een dingetje. Zeg het maar.
Over dingetje gesproken. Bij de Bökkers Mölle kun je een Lekker Ding kopen. Dat is echt een lekker gebakje. Wat zou er gebeuren als ik tegen een klant in de bakkerij zeg: “Kijk, dat is nou een lekker ding,” wijzend naar de vitrine. Achter de vitrine staat een medewerkster. Die voelt zich aangesproken. Krijg ik dan een klacht aan m’n broek? Misschien niet nu, maar wellicht jaren later. Dat ik geen promotie meer zal maken en geen hoge functies ga bekleden, stelt me gerust.
Ik kan dus op m’n gemak genieten van een lekker ding.