We doen het al een jaar of tien. Vijf mannen. Eens per maand een zondag wandelen. Steeds is een ander de hopman en stippelt een route uit. Het is ieders uitdaging elke keer in de omgeving van Olst weer een paadje te vinden, dat we nog niet eerder liepen. We beginnen met koffie en eindigen met een biertje. We hebben serieuze gesprekken en heel veel plezier samen. Eén keer per jaar gaan we er een weekend op uit. Steeds rond een plaats waar één van ons opgroeide. Zo waren we onlangs in Wijk bij Duurstede. We hadden een B&B in het huis waar Herman is opgegroeid.
Zaterdagochtend gaan we welgemoed in de regenpakken. Met die voortdurende regenbuien is het uitzicht onderweg wel wat minder, maar het mag de pret niet drukken. We slingeren ons langs de Kromme Rijn de stad uit en belanden op glibberige klompenpaden. We wandelen over de Langbroekerdijk. Een lange rechte weg. Aan weerszijden een sloot. Doordrensende regen. En geen café te bekennen. Het lunchpakketje achter in de rugzak begint rond 13 uur te lonken. Maar om dat nou in de regen op te eten. Dat is wel erg treurig. We speuren naar een levend wezen. Eindelijk zien we een man aan het werk in de tuin. Onze hopman vraagt hem of we in zijn kapschuur onze lunch mogen opeten. “Maar natuurlijk”, is het antwoord. En hij haast zich naar het toegangshek. Dat gaat elektronisch en tergend langzaam open. Wij spoeden ons naar de kapschuur. Kijken waar we kunnen hangen/ leunen. Maar onze gastheer heeft andere plannen. Hij opent een keet. De keet waar zijn zoon met vrienden in het weekend chilt. De keet ziet er vanbinnen atypisch uit: brandschoon en spierwit, zonder naakte vrouwen aan de wand. Hij komt met twee bankjes aanzetten en we mogen in de keet zitten. “Ja maar, onze drekschoenen…””Ach, een dweil en het is weg”, is de reactie. Dus met enige schroom gaan we zitten. “Kopje koffie?” “Nee hoor, dat hoeft niet.” Hij dringt aan. Kunnen we zo’n aanbod eigenlijk wel weigeren? We krijgen zelfs een keuzemenu: “Koffie, Cappuccino, Espresso?” Even later komt de gastvrouw met onze koffie aanzetten. Met stroopwafels. En voor de natte haren van ons heeft ze ook nog een paar handdoekjes. Er volgt een gesprekje. Hoe aardig we hen vinden. Waar we vandaan komen. Over kinderen. Zij hebben een zoon van 20 en dochter van 18. En dan ineens vraagt de gastvrouw: “Hebben jullie kleinkinderen, en zijn jullie ook oppas-opa.” Ik zie drie gezichten glunderen. Ja er zijn drie oppasopa’s en eentje die zegt: “Nog niet.” De gastvrouw is nieuwsgierig. “En, hoe is dat?” Het is geweldig, prachtig. En ook: Fijn om naar ze toe te gaan, en ook heerlijk om weer naar huis te gaan. De tijd en het contact is te kort, maar achter deze vraag ligt denk ik een hele wereld van vragen, verwachtingen, hoop. Ik hoop dat dit stel een keer gaat wandelen in onze omgeving. We zullen ze dan net zo gastvrij ontvangen. En wat zou het mooi zijn als ze dan honderduit vertellen over hun kleinkinderen. Het is zulke lieve en gastvrije mensen echt gegund.