Toch betaal je daar bij de slager voor een pond vlees slechts $ 5,34 terwijl het eigenlijk $ 27,36 had moeten. Vlees wordt daarmee een stuk duurder. Als dat voor alle voedingsmiddelen geldt dan wordt het leven een stuk duurder. Althans zo lijkt het. Maar zo werkt het niet helemaal. Dankzij statische, dynamische en allocatieve efficiëntie.
Verborgen kosten zijn externe kosten
Niet iedereen neemt het zo nauw met het milieu, dierenwelzijn en mensenrechten. Vaak zit daar een financieel belang achter. Het spaart een hoop geld als je geen rekening houdt met negatieve gevolgen van je producten voor het milieu (vermindering biodiversiteit) en klimaat (opwarming), dieren ( door beperkte leefruimte) en mensen (laag loon, onveilige omstandigheden).
Als je er geen rekening mee houdt, komen de kosten niet tot uitdrukking in de prijzen: het zijn zogeheten verborgen kosten. Maar ze worden wel betaald. Ze komen immers voor rekening van de samenleving, de slachtoffers zelf of, afhankelijk van politieke keuzes, door toekomstige generaties.
De kosten worden dus betaald door anderen dan degenen die vervuilende producten produceren en kopen. Verborgen kosten worden dan ook wel externe kosten genoemd. Het bestaan van externe kosten is een vorm van marktfalen omdat het niet de vervuiler is die betaalt. Zodra de externe kosten worden meegenomen in de kosten spreken we van true costs en, bij doorrekening, van true prices
True prices onbetaalbaar?
Maar als je als consument alle kosten moet gaan betalen wordt het leven onbetaalbaar zo wordt nogal eens gezegd. Een begrijpelijke reactie die, statisch gezien, deels ook klopt. Zeker als het om vlees gaat. Als fabrikanten en consumenten blijven doen wat ze deden worden vlees en andere boodschappen duurder en gaat de inflatie flink uit zijn dak. Maar dat is maar een deel van het verhaal. Want áls de boodschappen duurder worden, wil dat nog niet zeggen dat ook het leven duurder wordt.
(Lees verder onder afbeelding)
True pricing legt de externe kosten alleen maar neer waar het hoort: de koper van het product. Als er verder niets gebeurt, blijven we nog steeds op een niet duurzame wijze producten maken en kopen, maar wordt de schade wel betaald door de gebruiker in plaats van de belastingbetaler. De belastingbetaler is goedkoper uit en de vleeseter duurder. Als het om dezelfde persoon gaat wordt het leven pers saldo niet duurder.
Het statische uitgangspunt is echter niet realistisch. Het toepassen van true pricing zorgt er immers voor dat consumenten en producenten juist niet blijven doen wat ze deden. Het stimuleert innovatie en het kiezen voor duurzame alternatieven. Als externe kosten worden doorgerekend, dan probeer je deze kosten te vermijden of in ieder geval sterk te verminderen. Dat stimuleert de efficiëntie met als resultaat een duurzamere economie en lagere prijzen dan wellicht verwacht. Hoe werkt dat?
True prices bevorderen efficiëntie en een duurzame economie
Als ook externe kosten moeten worden doorrekend zal dit bij een goedwerkende markt ertoe leiden dat statische efficiëntie omhoog gaat. Dat wil zeggen dat, waar het nog kan, zuiniger wordt omgesprongen met grond-, hulp- en brandstoffen. Dat kan vermoedelijk in veel gevallen niet met de huidige techniek en samenstelling van producten.
Er zal ook moeten worden geïnvesteerd in hernieuwbare energie en in circulaire productieprocessen om het gebruik van bestaand materiaal te verhogen. Ondernemers zullen inzetten op dynamische efficiëntie ofwel het ontwikkelen en toepassen van nieuwe technieken voor de productie van duurzame en circulaire producten. Door true pricing gaat het lonen om in deze richting te innoveren.
De ondernemer zal daarnaast er ook rekening mee moeten houden dat de consument zijn aankoopgedrag zal veranderen. Als milieukosten worden meegenomen in de vleesprijs zullen consumenten minder vaak vlees eten, meer kip eten of op zoek gaan naar diervrije producten.
(Lees verder onder afbeelding)
Deze verandering van de marktvraag betekent dat de producent die allocatief efficiënt wil blijven de allocatie van zijn middelen moeten aanpassen aan deze nieuwe vraag. Elke ondernemer weet: als je niet marktgericht produceert, wordt je weggeconcurreerd.
Kortom er verandert meer dan alleen de prijzen bij invoering van true pricing. Het bevordert statische efficiency en vooral dankzij dynamische efficiency komt er vanuit aanbodkant forse stimulansen voor een duurzame en circulaire economie. Vervolgens zorgt allocatieve efficiëntie ervoor dat het extra aanbod van duurzame en circulaire producten aansluit bij de gestegen vraag naar deze producten. Daar hoeft geen ambtenaar aan te pas te komen.
Vervolgens zorgt deze omslag voor opschaling in de productie van duurzame en circulaire producten en zodoende tot lagere prijzen. Dat betekent dat er andere prijsverhoudingen tussen niet duurzame en niet circulaire producten gaan ontstaan waardoor niet duurzame producten op kwaliteit én op kosten worden weggeconcurreerd.
Ruim budget voor de overgang naar duurzaam en circulair
De omslag naar een duurzame en circulaire is kostbaar. Ook in de landbouw. Enerzijds zijn extra investeringen nodig in bijvoorbeeld robots om onkruid te wieden om zo van het gifspuiten af te komen, anderzijds kost het tijd om de grond weer te laten herstellen waardoor de omzet tijdelijk terugvalt. Gelukkig staat daar tegenover dat er een ruim budget is voor financiële ondersteuning.
(Lees verder onder afbeelding)
De landbouwsector is namelijk verantwoordelijk voor 6,5 mld. aan milieuschade en wordt vanuit de EU voor 1,1 mld. gesubsidieerd. Jaarlijks. Per landbedrijf komt dat neer op bijna 150.000 euro. Daarmee kunnen we vast wel natuurvriendelijk landbouw financieel bijstaan en zo nodig de voedselprijzen beheersbaar houden.