Het was zondag een lekkere wielrendag. Dik twintig graden en een stevige wind. Dus met twee volle bidons koerste ik richting Zutphen. Er komt nog donders veel kijken bij zo’n zondags rondfietsen, dat je niet denkt dat al die mannetjes met dikke kuiten gewoon maar aan het flierefluiten bent!
Zo stond zondagmorgen de achterband leeg… Had ik de ketting netjes schoongezeept en met niet te veel olie piepvrij over de tandwieltjes laten zoeven, had ik ‘plat van achter’. Als wielrenner heb je altijd een reserveband bij je op de fiets, maar je moet ook voorbereid zijn op lek voor je weggaat. Dus heb je nóg een reserveband extra. Ik plak lekke banden trouwens altijd. Dat schijnt ongebruikelijk te zijn, maar ik ben niet van het weggooierige. Thuis lek hebben heeft als voordeel dat je met een goede pomp je bar’s kunt halen, met zo’n klein handpompje lukt dat amper. Heb je ook wel weer capsules voor, maar ook dat is allemaal weer afval.
Dan het water in de bidons. Je kunt er snelle suikers aan toevoegen. Sommigen doen er zout bij. Voor tussen de oren denk ik. Ik was een keer halverwege de Mont Ventoux toen ik me bedacht dat ik de bidons in de auto had lagen liggen. Ik ben gewoon door naar boven gegaan.
De route, die maak ik altijd op afstandmeten.nl en zet ‘m dan op een Garmin, voor op mijn stuur. Je loopt wel het risico ineens op een gravelpad te rijden, of op een smal toeristisch fietspad waar de familie met bakfiets ook besloten had te gaan recreëren. Zo’n dag moet je niet proberen een record kruissnelheid neer te zetten.
Het was warm genoeg om zonder armstukjes te rijden, een goed besluit die thuis te laten. Maar ik had eigenlijk wel een bandana onder mijn helm op moeten doen om het zweet een beetje te absorberen. Die gele bril als vervanger van de zonnebril fietst trouwens prettig. Kun je de Garmin veel beter lezen en je kijkt toch eigenlijk nooit tegen de zon in.
Daarna komt het alleen nog maar op fietsen aan. Liefst eerst tegen de wind in, zodat je de tweede helft uit kunt bollen. Los van de fiets-energie, kost dat fietsen tegenwoordig ook steeds meer concentratievermogen. Op de gewone weg word je weggedrukt door motoren en Golf-rijders met een petje op. Op een verplicht fietspad heb je te dealen met scootmobielen, kinderfietsers met vlaggetje, elektrische fietsen, dove fietsers én met je eigen gedrag. Je kunt het beste maar je snelheidsmetertje uitzetten en je afmelden bij Strava, want dagrecords op jouw favoriete afstand… doe dat maar een keer op een vrije dinsdagmorgen.
Wel jammer, want van Zutphen naar Deventer had ik de zuidenwind pal in de rug. Met gemak vloog ik boven de veertig kilometer per uur lang de IJssel. Maar die weg – ik vind het een toeristisch fietspad – is ook opengesteld voor auto’s en vooral brommerige opgevoerde snorfietsers. Die hebben er een hekel aan als ze voor een ander moeten wachten… Terwijl ik bijna de berm ingedrukt was, kon ik nog net op tijd remmen voor een jongetje dat vanaf een parkeerplaats zijn voetbal achterna rende.
Je bent als wielrenner niet welkom de gewone weg, niet op het fietspad, maar het wordt nog lastiger als er een toeristisch fietspad langs de gewone weg ligt, zo’n fietspad met rechthoekig bord als verwijzing. Daar hoef je dus niet te fietsen en als wielrenner doe je dat liever ook niet. Maar er is in 25 jaar nog geen jaar voorbijgegaan dat een of andere gek zijn auto als moordwapen inzette en me afsneed, begeleid met een middenvinger in de achteruitspiegel. Zondag was het ook weer zo ver. De te hoge bloeddruk-meneer kwam zelfs scheldend en tierend zijn auto uit nadat ie me klem gereden had. Ik kreeg net nog geen klap voor de kop toen ik hem vroeg of de weg van hem was, maar ‘iedereen moet zich aan de regels houden. Jij ook!!!’. Toen ik hem uitlegde dat ik dat ook keurig deed bond hij in. “Ik heb trouwens wel corona”, heb ik hem nog voorgelogen, “dus als jij iemand van de regeltjes bent, moet je nu in quarantaine.”